Spring naar inhoud

Toelichting op de geconsolideerde jaarrekening

Toelichting op de geconsolideerde jaarrekening

Algemeen

Opmaken en vaststellen van de jaarrekening

De jaarrekening 2024 is opgemaakt door de raad van bestuur op 28 maart 2025. De opgemaakte jaarrekening leggen we op 17 april 2025 ter vaststelling voor aan de algemene vergadering.

Verslaggevende entiteit

N.V. Nederlandse Gasunie (hierna ook: ‘Gasunie’ of ‘we’) is een Europees energie-infrastructuurbedrijf.

Onze voornaamste activiteit is het aanbieden van gereguleerde transportdiensten in Nederland en in Duitsland. We nemen ook deel in samenwerkingsverbanden voor transportleidingen die het Gasunie-transportnetwerk verbinden met buitenlandse markten. Daarnaast bieden we andere diensten aan met onze energie-infrastructuur, waaronder de opslag van aardgas, en het aanbieden van infrastructuur voor de import van LNG. We zetten onze energie-infrastructuur en kennis daarnaast sterk in voor verdere ontwikkeling en integratie van alternatieve energiebronnen en -dragers, zoals waterstof, warmte en groen gas alsmede het transport en de opslag van CO2.

Gasunie is een Naamloze Vennootschap en is statutair en feitelijk gevestigd te Groningen, Nederland op de Concourslaan 17 en is ingeschreven onder KvK-nummer 02029700. N.V. Nederlandse Gasunie is het ultieme groepshoofd. Op de balansdatum houdt de Staat der Nederlanden (namens deze: het ministerie van Financiën) alle geplaatste aandelen van Gasunie.

Verslaggevingsperiode

Deze jaarrekening heeft betrekking op het boekjaar 2024 dat eindigde op de balansdatum van 31 december 2024.

Presentatie- en functionele valuta

De jaarrekening presenteren we in euro’s, wat ook onze functionele valuta is. Alle bedragen zijn, tenzij anders vermeld, opgenomen in miljoenen euro’s.

Grondslagen voor de omrekening van vreemde valuta

Transacties luidend in vreemde valuta waarderen we bij de eerste verwerking in de functionele valuta door omrekening tegen de wisselkoers tussen de functionele valuta en de vreemde valuta die geldt op de datum van de transactie. In vreemde valuta luidende monetaire activa en verplichtingen rekenen we op balansdatum om naar de functionele valuta tegen de op die datum geldende wisselkoersen. De valutakoersverschillen die ontstaan uit de omrekening van monetaire posten in vreemde valuta verwerken we in de winst-en-verliesrekening in de periode dat zij zich voordoen, behalve als op deze transacties hedge accounting is toegepast.

Niet-monetaire activa en verplichtingen in vreemde valuta die we tegen historische kostprijs opnemen, rekenen we naar de functionele valuta om tegen de geldende wisselkoersen op de transactiedatum.

Valutakoersverschillen die optreden bij de omrekening van in aanmerking komende kasstroomhedges, voor zover de afdekking effectief is, verwerken we als niet-gerealiseerde resultaten.

Continuïteit

Deze jaarrekening is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling. We zijn van mening dat er geen onzekerheid bestaat over het hanteren van de continuïteitsveronderstelling.

Onderdelen van de jaarrekening

De geconsolideerde jaarrekening bestaat uit de geconsolideerde balans, de geconsolideerde winst-en-verliesrekening, het geconsolideerd overzicht van het totaalresultaat, het geconsolideerd mutatieoverzicht van het eigen vermogen en het geconsolideerd kasstroomoverzicht. In deze overzichten zijn referenties opgenomen. Met deze referenties verwijzen we naar de toelichting op de jaarrekening. De toelichtingen bij de in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen financiële overzichten maken integraal deel uit van de geconsolideerde jaarrekening. De geconsolideerde jaarrekening en de vennootschappelijke jaarrekening vormen samen onze statutaire jaarrekening.

Basis voor opstelling

Overeenstemmingsverklaring

Op grond van de Verordening (EG) 1606/2002 van het Europees Parlement stellen we onze geconsolideerde jaarrekening op in overeenstemming met de bepalingen van de International Financial Reporting Standards (IFRS), zoals bekrachtigd door de Europese Unie en in overeenstemming met de bepalingen van Titel 9 Boek 2 Burgerlijk Wetboek (BW).

IFRS omvat zowel de International Financial Reporting Standards (IFRS) als de International Accounting Standards (IAS), die door de International Accounting Standards Board zijn uitgebracht, en de interpretaties van IFRS- en IAS- standaarden, uitgebracht door het IFRS Interpretations Committee (IFRIC) respectievelijk het Standing Interpretations Committee (SIC).

Nieuwe en gewijzigde standaarden voor de financiële verslaggeving

Met ingang van het boekjaar 2024 zijn de onderstaande wijzigingen in standaarden van kracht:

  • Amendments to IAS 1 Presentation of Financial Statements: Classification of Liabilities as Current or Noncurrent including Classification of Liabilities as Current or Noncurrent - Deferral of Effective Date; and Non-current Liabilities with Covenants;
  • Amendments to IAS 7 Statement of Cash Flows and IFRS 7 Financial Instruments: Disclosures: Supplier Finance Arrangements; 
  • Amendments to IFRS 16 Leases: Lease Liability in a Sale and Leaseback.

Met ingang van het boekjaar 2025 zijn de onderstaande wijzigingen in standaarden van kracht:

  • Amendments to IAS 21 The Effects of Changes in Foreign Exchange Rates: Lack of Exchangeability.

Daarnaast verwachten we dat de onderstaande standaarden of wijzigingen daarin in de toekomst van kracht worden. Van deze standaarden is de EU-goedkeuring nog niet afgerond:

  • IFRS 18 Presentation and Disclosure in Financial Statements;
  • IFRS 19 Subsidiaries without Public Accountability: Disclosures;
  • Annual Improvements Volume 11;
  • Amendments to the Classification and Measurement of Financial Instruments (Amendments to IFRS 9 and IFRS 7);
  • Contracts Referencing Nature-dependent Electricity – Amendments to IFRS 9 and IFRS 7.

Uit onze analyse blijkt dat zowel de vastgestelde standaarden als de nog te bekrachtigen standaarden geen materiële impact hebben op ons vermogen, onze kasstromen en op ons resultaat. Om deze redenen zijn de gevolgen van de voornoemde wijzigingen niet in detail toegelicht in deze jaarrekening. We verwachten wel dat bepaalde hoofdoverzichten en toelichtingen wijzigen door de beoogde introductie van IFRS 18, maar dat de impact hiervan alsnog relatief beperkt is voor ons. 

Pillar Two

Gasunie valt onder de reikwijdte van de zogenaamde ‘Pillar Two’ wetgeving, zoals in 2021 geïntroduceerd door de OESO. Met ingang van 31 december 2023 is de Wet minimumbelasting 2024 in Nederland van kracht, om te bewerkstelligen dat multinationale groepen met een omzet van € 750 miljoen of meer ten minste effectief 15% aan belasting over hun winst betalen. De wetgeving is effectief vanaf boekjaren beginnend vanaf 1 januari 2024. De Pillar Two wetgeving is ook van toepassing in de andere jurisdicties waarin Gasunie actief is. Dit zijn – naast Nederland – Duitsland en Zwitserland.

Gasunie heeft voor het boekjaar 2024 en 2023 de verplichte uitzondering toegepast voor het opnemen en/of toelichten van uitgestelde belastingen als gevolg van Pillar Two (ingevolge de aanpassing van IAS 12 in mei 2023). Op basis van de voorwaarden is de huidige inschatting dat we gebruik kunnen maken van de tijdelijke Country-by-Country Reporting (CbCR) veiligehavenregeling. Wanneer we in een jurisdictie aan de 'de minimis'-regeling, de CbCR Effective Tax Rate (ETR)-regeling en/of de routinewinst-regeling voldoen, is bijheffing voor die jurisdictie niet van toepassing.

Oordelen en schattingen door het management

We maken bij het opstellen van de jaarrekening gebruik van schattingen en beoordelingen die de gerapporteerde bedragen voor activa en passiva op balansdatum en het resultaat over het boekjaar kunnen beïnvloeden. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen beoordelen we periodiek. Herzieningen van schattingen nemen we op in de periode waarin we de schatting herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.

Indien het voor het geven van de vereiste inzichten noodzakelijk is, is de aard van de oordelen en de schattingen, inclusief de bij de onzekerheden behorende veronderstellingen, opgenomen in de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten.

De invloed van onze oordelen en schattingen is significant bij de:

In bepaalde gevallen hebben ontwikkelingen op het gebied van de energietransitie, milieu- en klimaatdoelstellingen en/of geopolitieke ontwikkelingen ook invloed op de voornoemde oordelen en schattingen. We nemen ook deze ontwikkelingen mee in onze oordelen en schattingen.

Bepaling van de reële waarde

Voor een aantal waarderingsgrondslagen en toelichtingen is bepaling van de reële waarde vereist. De reële waarde van een financieel instrument is het bedrag waarvoor we een actief kunnen verhandelen of een passief kunnen afwikkelen met ter zake goed geïnformeerde partijen die tot een transactie bereid zijn en waarvan we onafhankelijk zijn. We bepalen de reële waarde als volgt:

  • De reële waarde van beursgenoteerde financiële instrumenten bepalen we aan de hand van de biedprijs;
  • De reële waarde van niet-beursgenoteerde financiële instrumenten bepalen we door de verwachte kasstromen contant te maken tegen een disconteringsvoet die gelijk is aan de geldende risicovrije marktrente voor de resterende looptijd, vermeerderd met krediet- en liquiditeitsopslagen;
  • De reële waarde van derivaten waarbij we geen onderpand uitwisselen, bepalen we door het contant maken van de kasstromen aan de hand van de relevante swapcurve, vermeerderd met krediet- en liquiditeitsopslagen.

Bij het bepalen van de reële waarde van een actief of een verplichting maken we zoveel mogelijk gebruik van op de markt waarneembare gegevens. De reële waarden classificeren we naar verschillende niveaus op basis van een reëlewaardehiërarchie, afhankelijk van de gehanteerde informatie op basis waarvan we de waarderingstechnieken hebben toegepast. De verschillende waarderingsniveaus zijn als volgt gedefinieerd:

  • Niveau 1: Op basis van genoteerde prijzen op actieve markten voor hetzelfde instrument;
  • Niveau 2: Op basis van prijzen op actieve markten voor vergelijkbare instrumenten of op basis van andere waarderingstechnieken, waarbij alle benodigde significante gegevens direct of indirect zijn ontleend aan zichtbare marktgegevens;
  • Niveau 3: Op basis van waarderingstechnieken, waarbij alle benodigde significante gegevens niet zijn ontleend aan zichtbare marktgegevens.

Als de gehanteerde informatie die we gebruiken voor het bepalen van de reële waarde van een actief of verplichting binnen verschillende niveaus van de reëlewaardehiërarchie vallen, dan classificeren we de bepaalde reële waarde in zijn geheel in het laagste niveau dat van toepassing is.

We verwerken herrubriceringen tussen de niveaus van de reëlewaardehiërarchie aan het eind van de verslagperiode waarin de wijziging zich heeft voorgedaan. We beoordelen voortdurend wijzigingen in belangrijke gehanteerde informatie en stellen de reëlewaardebepaling indien nodig hierop bij.

Materiële grondslagen

Grondslagen voor consolidatie

Algemeen

In de geconsolideerde jaarrekening zijn de financiële gegevens van Gasunie (als groepshoofd) en onze groepsmaatschappijen opgenomen. Groepsmaatschappijen zijn vennootschappen waarover we overheersende zeggenschap kunnen uitoefenen.

Van overheersende zeggenschap is sprake als we, direct of indirect:

  • macht (power) hebben over de relevante activiteiten van de betreffende vennootschap en zijn blootgesteld aan of gerechtigd zijn tot variabele opbrengsten uit hoofde van de betrokkenheid bij de vennootschap; en 
  • over de mogelijkheid beschikken onze macht over de vennootschap te gebruiken om de omvang van onze opbrengsten te beïnvloeden.

In het algemeen veronderstellen we dat sprake is van overheersende zeggenschap als we meer dan 50% van de stemrechten of stemgerechtigde aandelen bezitten. Dit beoordelen we echter naar de feitelijke omstandigheden per individuele deelneming. Bij gewijzigde omstandigheden beoordelen we opnieuw of sprake is van overheersende zeggenschap.

Groepsmaatschappijen consolideren we integraal vanaf de datum waarop overheersende zeggenschap over de groepsmaatschappij is verkregen. Groepsmaatschappijen nemen we niet meer in de consolidatie op vanaf de datum waarop geen sprake meer is van overheersende zeggenschap. Op dat moment nemen we de activa en de passiva, inclusief het aandeel derden en andere vermogensbestandsdelen met betrekking tot de groepsmaatschappij, niet langer op in de balans. In geval van verlies van overheersende zeggenschap bepalen we van het belang dat we behouden de reële waarde. Deze reële waarde vormt vervolgens de initiële boekwaarde van het belang dat we behouden. Verschillen tussen de boekwaarde en de reële waarde van het belang dat we behouden (bepaald op het moment van verlies van overheersende zeggenschap) verantwoorden we in de winst-en-verliesrekening. Dit geldt ook voor het resultaat op het deel van het belang dat we vervreemden.

De posten in de geconsolideerde jaarrekening stellen we volgens uniforme grondslagen van waardering en resultaatbepaling vast. Intragroepssaldi en -transacties, alsmede eventuele niet-gerealiseerde winsten en verliezen uit intra- groepstransacties, elimineren we.

Consolidatiekring

In noot 62 ‘Overzicht groepsmaatschappijen en deelnemingen’ hebben we een overzicht opgenomen van alle in de consolidatie begrepen groepsmaatschappijen.

Bedrijfscombinaties, goodwill en bargain purchases

Bedrijfscombinaties, zoals fusies of overnames, verantwoorden we volgens de acquisitiemethode van IFRS 3 ‘Business Combinations’. De verkrijgingsprijs van een acquisitie is het totaal van opgeofferde activa, aangegane of overgenomen verplichtingen en (eventueel) door de overnemende partij uitgegeven eigen vermogen instrumenten. De kosten die verband houden met de bedrijfscombinatie brengen we direct ten laste van de winst-en-verliesrekening. De bij de bedrijfscombinaties verkregen identificeerbare activa, passiva en voorwaardelijke verplichtingen verantwoorden we, als verkrijgende partij, tegen de reële waarde op de overnamedatum. Voorwaardelijke vergoedingen waarderen we initieel tegen reële waarde op de verkrijgingsdatum. Een voorwaardelijke vergoeding die kwalificeert als een financieel instrument, waarderen we tegen reële waarde, waarbij we wijzigingen in reële waarde verantwoorden in de winst-en-verliesrekening op het moment dat deze wijzigingen zich voordoen. Wijzigingen in overige voorwaardelijke vergoedingen, niet zijnde financiële instrumenten, verwerken we rechtstreeks in de winst-en-verliesrekening.

Het meerdere van de verkrijgingsprijs van een acquisitie boven ons aandeel in de reële waarde van de netto identificeerbare activa, passiva en voorwaardelijke verplichtingen kwalificeren we, indien van toepassing, als goodwill en nemen we op onder de immateriële vaste activa. Na de eerste opname waarderen we de goodwill tegen kostprijs minus (eventuele) geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingen. Indien bij een acquisitie ons aandeel in de reële waarde van de netto identificeerbare activa, passiva en voorwaardelijke verplichtingen hoger is dan de verkrijgingsprijs, dan is sprake van een zogenoemde bargain purchase. Een bargain purchase verwerken we op de acquisitiedatum onmiddellijk in de winst-en-verliesrekening.

Aandeel toekomend aan houder minderheidsbelang in vermogen en resultaat

Het aandeel toekomend aan de houder van het minderheidsbelang in het vermogen en in het resultaat presenteren we separaat. Bij de initiële verwerking van een aandeel toekomend aan de houder van een minderheidsbelang bestaat de keuze om dit aandeel te waarderen tegen het proportionele deel van de reële waarde van de verkregen activa en overgenomen verplichtingen dan wel de reële waarde van het aandeel toekomend aan de houder van een minderheidsbelang zelf. Deze keuze mogen we per afzonderlijke transactie maken.

Grondslagen voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling

Algemeen

De grondslagen die we toepassen voor de waardering van de activa en de passiva en de resultaatbepaling zijn gebaseerd op historische kosten, tenzij anders vermeld in de verdere grondslagen. De gehanteerde grondslagen voor de waardering en de resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande boekjaar. De gehanteerde grondslagen voor de presentatie zijn eveneens ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande boekjaar, met uitzondering van:

  • Een herclassificatie van bepaalde debiteuren en overige handelsvorderingen naar de overige vorderingen. Deze herclassificatie vond plaats binnen de rubriek ‘kortlopende vorderingen’. De aanpassing geeft een beter inzicht in de formeel-juridische status van de vorderingen op de balansdatum; 
  • Een herclassificatie van de resultaten op de afwikkeling van bepaalde afgeleide financiële instrumenten van de mutatie reële waarde naar de overige financiële lasten. Deze herclassificatie vond plaats binnen de rubriek ‘financiële lasten’.

Beide presentatiewijzigingen hebben zowel in 2024 als in 2023 geen gevolgen voor het vermogen, het resultaat en de kasstromen.

Vaste activa
Materiële vaste activa

Materiële vaste activa waarderen we tegen de kostprijs, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en de cumulatieve bijzondere waardeverminderingen. De kosten van periodiek groot onderhoud zijn bij de initiële opname verwerkt in de boekwaarde van het actief op basis van de componentenbenadering. Dit geldt – in voorkomende gevallen – eveneens voor de opruimkosten of de kosten van demobilisatie. Rentelasten activeren we als deze betrekking hebben op de aankoop, constructie of productie van kwalificerende activa, waarvoor geldt dat het actief noodzakelijkerwijze pas na een aanzienlijke tijdsperiode (langer dan één jaar) klaar is voor het beoogde gebruik.

Afschrijvingen bepalen we door de kosten van de materiële vaste activa minus hun geschatte restwaarde lineair af te schrijven over hun geschatte levensduur. Op grond en terreinen en permanente gasvolumes in de leidingen en cavernes schrijven we niet af.

Een belangrijk deel van de activa is bedoeld voor de gereguleerde bedrijfsactiviteiten. Regulering van de toekomstige kasstromen door de toezichthouder bepaalt mede de realiseerbare waarde van de gereguleerde activa. We maken hierbij belangrijke schattingen en oordelen, onder andere ten aanzien van de levensduur, restwaarde en de toekomstige kasstromen uit hoofde van het gastransport. De restwaarde van het actief, de levensduur en de afschrijvingsmethodes beoordelen en herzien we – indien noodzakelijk – jaarlijks. In noot 5 ‘Materiële vaste activa’ hebben we een nadere toelichting opgenomen inzake de verwachte levensduur van de activa, inclusief onze overwegingen ten aanzien van de energietransitie.

De materiële vaste activa onderscheiden we naar categorieën. Per categorie hebben we de levensduur en de bijbehorende afschrijvingstermijn bepaald. In noot 5 ‘Materiële vaste activa’ lichten we toe welke categorieën zijn onderkend en wat de afschrijvingstermijn per categorie is.

Bijdragen van derden in de kosten van de aanleg van de energie-infrastructuur brengen we op de investeringen in mindering, voor zover het om overheidsbijdragen (waaronder subsidies) of andere niet-transportcapaciteit gerelateerde bijdragen gaat. Klantbijdragen voor investeringen die wel gerelateerd zijn aan transportcapaciteit, nemen we als contractverplichting op in de balans. We brengen de contractverplichting overeenkomstig de verwachte levensduur van het actief (als maatstaf voor de verwachte contractduur) periodiek ten gunste van de winst-en-verliesrekening. Als sprake is van een significante financieringscomponent in de klantbijdragen, verantwoorden we de financieringslasten onder de financiële lasten. Onder het hoofd ‘Netto-omzet’ in deze grondslagen lichten we de voornoemde verwerking nader toe.

Materiële vaste activa die op balansdatum nog niet in bedrijf zijn, verantwoorden we onder de ‘vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering’. Na de ingebruikname rubriceren we de betreffende activa naar hun aard onder één van de hoofdcategorieën. De hoeveelheid gas die permanent aanwezig is in het transportnetwerk en de opslagcavernes en die benodigd is voor het gastransport en de gasopslag en de daaraan gerelateerde diensten, nemen we op onder de ‘andere vaste bedrijfsmiddelen’. In geval van mutaties in deze permanente gasvolumes geldt dat we het begrip kostprijs invullen door gebruikmaking van de gemiddelde gasprijzen in de periode waarin de mutaties plaatsvonden.

Een verlies op de desinvestering van een materieel vast actief verwerken we onder de afschrijvingskosten in de winst- en-verliesrekening op het moment van buitengebruikstelling; een winst verantwoorden we onder de overige opbrengsten.

De materiële vaste activa waarvan we op grond van een leaseovereenkomst het gebruiksrecht hebben, nemen we eveneens in de balans op. Zie hiervoor ook de grondslagen onder het hoofd ‘Leasing’.

Immateriële vaste activa

Immateriële vaste activa nemen we in de balans op wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige voordelen die dat actief in zich bergt, aan ons zullen toekomen en we de kosten van dat actief betrouwbaar kunnen vaststellen. De immateriële vaste activa waarderen we tegen verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs, verminderd met cumulatieve afschrijvingen en eventuele cumulatieve bijzondere waardeverminderingen. De geactiveerde bedragen schrijven we af volgens de lineaire methode overeenkomstig de verwachte gebruiksduur van het actief.

De uitgaven na eerste verwerking van een immaterieel vast actief voegen we toe aan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs als het waarschijnlijk is dat de uitgaven zullen leiden tot een toename van de verwachte toekomstige economische voordelen en we de uitgaven en de toerekening aan het actief op betrouwbare wijze kunnen vaststellen. Als we niet voldoen aan de voorwaarden voor activering verantwoorden we de uitgaven als kosten in de winst-en-verliesrekening.

Onder de immateriële vaste activa is niet begrepen het besturingssysteem van het transport- en opslagnetwerk. Dergelijke software presenteren we onder de materiële vaste activa, omdat het besturingssysteem onlosmakelijk verbonden is met het transport- en opslagnetwerk.

Vooruitbetalingen op immateriële vaste activa waarderen we tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Op vooruitbetalingen op immateriële vaste activa schrijven we niet af. De grondslagen voor de vaststelling en verwerking van bijzondere waarde¬verminderingen zijn opgenomen onder het hoofd ‘Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa’ in deze grondslagen.

Investeringen in joint operations

Investeringen in joint operations zijn deelnemingen waarin we gezamenlijke zeggenschap uitoefenen en waarbij we rechten ten aanzien van de activa hebben en verplichtingen ten aanzien van de schulden van de deelneming.

In onze financiële overzichten hebben we de rechten ten aanzien van de activa en verplichtingen ten aanzien van de schulden van de deelneming en de bijbehorende rechten op de opbrengsten en lasten van de joint operations opgenomen.

Investeringen in joint ventures en geassocieerde deelnemingen

Investeringen in joint ventures zijn deelnemingen waarin we met andere partijen gezamenlijke zeggenschap uitoefenen en rechten hebben op de netto-activa van de deelnemingen. Investeringen in geassocieerde deelnemingen zijn deelnemingen waarin we invloed van betekenis uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid, maar waarover we geen overheersende zeggenschap kunnen uitoefenen.

Deze deelnemingen waarderen we volgens de equity-methode. Overeenkomstig deze methode nemen we de deelnemingen op tegen de verkrijgingsprijs (inclusief goodwill) vermeerderd met het aandeel in het resultaat en het aandeel in de overige gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten vanaf het moment van verwerving en verminderd met het aandeel in de dividenduitkeringen. In de winst-en-verliesrekening en in het geconsolideerde overzicht van het totaalresultaat nemen we ons aandeel in het (totaal)resultaat van de joint ventures op.

In geval van verlies van gezamenlijke zeggenschap bij een joint venture of verlies van invloed van betekenis bij een geassocieerde deelneming, bepalen we de reële waarde van het belang dat we behouden. Deze reële waarde vormt vervolgens de initiële boekwaarde van het belang dat we behouden. Verschillen tussen de boekwaarde en de reële waarde van de joint venture of de geassocieerde deelneming (bepaald op het moment van verlies van gezamenlijke zeggenschap bij een joint venture of verlies van invloed van betekenis bij een geassocieerde deelneming) verantwoorden we in de winst-en-verliesrekening. Dit geldt ook voor het resultaat op het deel van het belang dat we vervreemden.

Indien ons belang in een joint venture of een geassocieerde deelneming verandert, maar gezamenlijke zeggenschap respectievelijk invloed van betekenis blijft bestaan, vindt geen herwaardering van het bestaande belang plaats.

Eliminatie van transacties met deelnemingen

Niet-gerealiseerde winsten uit hoofde van transacties met deelnemingen verwerkt volgens de equity-methode, elimineren we naar rato van het belang dat we in de deelneming hebben.

Overige kapitaalbelangen

Overige kapitaalbelangen waarderen we op basis van IFRS 9 na de eerste verwerking tegen reële waarde, waarbij we niet-gerealiseerde winsten of verliezen verwerken in het totaalresultaat. Er vindt geen recycling via de winst-en-verliesrekening plaats.

Bij het bepalen van de reële waarde van de overige kapitaalbelangen maken we aannames en schattingen, onder andere ten aanzien van de verwachte toekomstige dividenden, kasstromen en disconteringsvoeten. In noot 10 ‘Overige kapitaalbelangen’ en noot 28 ‘Financiële instrumenten’ lichten we de voornaamste aannames en veronderstellingen nader toe.

In het geval dat we de reële waarde niet betrouwbaar kunnen vaststellen op basis van deze aannames, hanteren we de kostprijs of nettovermogenswaarde als benadering van de reële waarde en vermelden we dit gegeven in de toelichting op de jaarrekening.

Het resultaat deelneming van de overige kapitaalbelangen verwerken we in de winst-en-verliesrekening op het moment dat formeel besloten is tot het uitkeren van dividend door deze deelnemingen dan wel het moment van betaalbaarstelling.

Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa

Aan het eind van iedere verslaggevingsperiode onderzoeken we of sprake is van aanwijzingen voor een bijzondere waardevermindering van de vaste activa, waaronder de (im)materiële en de financiële vaste activa. In dat geval bepalen we de realiseerbare waarde van de activa. De realiseerbare waarde is de hoogste van de directe opbrengstwaarde (bijvoorbeeld op basis van een verkoopovereenkomst minus de te maken kosten voor de verkoop) en de indirecte opbrengstwaarde (bijvoorbeeld op basis van een bedrijfswaardeberekening). Als de realiseerbare waarde lager is dan de boekwaarde, dan brengen we het verschil ten laste van de winst-en-verliesrekening. De aard van de materiële vaste activa leidt ertoe dat we de realiseerbare waarde veelal niet per actief kunnen bepalen. In deze gevallen bepalen we de realiseerbare waarde van de kasstroomgenererende eenheid waartoe het actief behoort.

We onderzoeken periodiek ook of sprake is van aanwijzingen dat een bijzondere waardevermindering die in voorgaande perioden is verantwoord, niet meer bestaat of is afgenomen. Als we vaststellen dat een in het verleden verantwoorde bijzondere waardevermindering niet meer bestaat of is afgenomen, dan stellen we de toegenomen boekwaarde van de desbetreffende activa of kasstroom genererende eenheid niet hoger dan de boekwaarde die bepaald zou zijn als geen bijzondere waardevermindering voor het actief of de kasstroom genererende eenheid zou zijn verantwoord. Een eventuele terugname van een in het verleden verantwoorde bijzondere waardevermindering verantwoorden we in de winst-en-verliesrekening.

Vlottende activa
Voorraden

Voorraden nemen we op tegen kostprijs uitgaande van de gemiddelde inkoopprijzen of lagere realiseerbare waarde. De kostprijs bestaat uit de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, vermeerderd met eventuele overige kosten om de voorraden op hun huidige plaats en in hun huidige staat te brengen. De realiseerbare waarde is gebaseerd op de meest betrouwbare schatting van het bedrag dat de voorraden zullen opbrengen, onder aftrek van nog te maken kosten.

Onder de voorraden zijn tevens begrepen het surplus aan emissierechten welke ultimo boekjaar niet benodigd zijn om aan de emissieverplichting over het boekjaar ingevolge het EU-ETS te voldoen. Waardering van de emissierechten geschiedt tegen kostprijs. Emissierechten houden we aan voor eigen gebruik en niet voor handelsdoeleinden. Een verplichting ingevolge het EU-ETS nemen we slechts op indien de daadwerkelijke uitstoot ultimo boekjaar hoger is dan de hoeveelheid beschikbare certificaten (‘netto-benadering’). Een dergelijke verplichting waarderen we tegen de reële waarde van de nog te verkrijgen emissierechten.

Handels- en overige vorderingen

Handels- en overige vorderingen waarderen we bij de eerste verwerking tegen de reële waarde. Vorderingen op handelsdebiteuren en overige vorderingen waarderen we na eerste opname tegen geamortiseerde kostprijs, omdat ons businessmodel toeziet op het incasseren van de contractuele kasstromen uit hoofde van voornoemde vorderingen en de kasstromen uitsluitend toezien op de betaling van de verschuldigde hoofdsom plus eventuele interest.

We passen vanwege de korte looptijd van de handels- en overige vorderingen de vereenvoudigde methode van IFRS 9 toe voor het waarderen van de handels- en overige vorderingen (op basis van de lifetime expected credit losses). Hierbij vormen we een reservering ter dekking van de verwachte kredietverliezen, gebaseerd op de nog te ontvangen bedragen en de waarschijnlijkheid van niet-betaling. Ook houden we rekening met eventuele verkregen zekerheden, die het kredietverlies mogelijk kunnen beperken.

Kas en kasequivalenten

Kas en kasequivalenten omvatten de beschikbare geldmiddelen in de vorm van uitstaande bedragen bij banken en bij andere derden, zoals bankrekeningen of tegoeden in de vorm van deposito’s of callgelden. Een deposito komt alleen in aanmerking als kasequivalent als we het deposito binnen negentig dagen kunnen omzetten in een gekend bedrag aan geldmiddelen en het deposito niet onderhevig is aan een significant risico op waardeverminderingen.

De kas en kasequivalenten houden we aan met als doel om aan onze kortlopende verplichtingen te kunnen voldoen. We houden de kas en kasequivalenten in beginsel niet aan voor het doen van investeringen of voor andere doeleinden.

Afgeleide financiële instrumenten

Afgeleide financiële instrumenten – met toepassing van hedge accounting

In bepaalde gevallen maken we, of onze niet-geconsolideerde deelnemingen, gebruik van afgeleide financiële instrumenten ten einde financiële risico’s ingevolge toekomstige transacties (kasstromen) te beheersen. Deze instrumenten verantwoorden we bij de eerste opname tegen de reële waarde per de datum waarop het contract is aangegaan (in beginsel is de waarde bij inceptie nihil). Vervolgens bepalen we de reële waarde aan het eind van iedere verslaggevingsperiode opnieuw. De winst of het verlies op het effectieve deel van het afdekkinginstrument verwerken we in de cash flow hedge reserve in het eigen vermogen, onder aftrek van uitgestelde belastingen. Een eventueel ineffectief gedeelte van de afdekking verwerken we onmiddellijk in de winst-en-verliesrekening.

Wanneer we een afdekkinginstrument afwikkelen, blijft de winst of het verlies op het effectieve deel in het eigen vermogen opgenomen, voor zover naar verwachting de onderliggende kasstroom nog zal plaatsvinden. Als we de onderliggende kasstroom niet langer verwachten, brengen we de winst of het verlies op het effectieve deel, dat is uitgesteld in het eigen vermogen, onmiddellijk ten gunste of ten laste van de winst-en-verliesrekening.

De afgeleide financiële instrumenten die aangewezen en effectief zijn in het kader van hedge accounting, verwerken we overeenkomstig de afgedekte positie. Afhankelijk van de aard en de looptijd rubriceren we de afgedekte positie als langlopend of kortlopend.

Afgeleide financiële instrumenten – zonder toepassing van hedge accounting

Voor overige afgeleide financiële instrumenten waarvoor we geen cash flow hedge accounting toepassen, verwerken we veranderingen in de reële waarde vanaf eerste opname direct in de winst-en-verliesrekening.

Grond- en hulpstofcontracten (‘commodities’)

Contracten gesloten voor de inkoop van hulpstoffen, zoals energie ten behoeve van eigen gebruik in de normale bedrijfsactiviteiten, nemen we in overeenstemming met IFRS 9.2.4 niet in de balans op.

Langlopende schulden

Langlopende schulden zijn verplichtingen met een resterende nominale looptijd van meer dan één jaar. De aflossingsverplichtingen die binnen één jaar vervallen, nemen we op onder kortlopende schulden.

Rentedragende leningen waarderen we bij de eerste opname tegen de reële waarde, verminderd met de transactiekosten. Na de eerste opname waarderen we de rentedragende leningen tegen de geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieve-rentemethode, waarbij we de transactiekosten en het disagio ten laste van de winst-en-verliesrekening brengen in de periode waarop zij betrekking hebben. De nog niet in de winst-en-verliesrekening verwerkte bedragen van het disagio en de transactiekosten verwerken we als verlaging van de langlopende schulden waarop ze betrekking hebben.

Voor bepaalde leningen is de te betalen couponrente mede gebaseerd op te bereiken toekomstige duurzaamheidsdoelstellingen. Als we deze duurzaamheidsdoelstellingen niet behalen, leidt dit tot een verhoging van de couponrente. Aan het eind van iedere verslagperiode evalueren we de verwachte realisatie van de duurzaamheidsdoelstellingen. Als we verwachten dat we de duurzaamheidsdoelstellingen niet behalen, dan passen we de effectieve rente vanaf dat moment hierop aan en komen de additionele rentekosten op basis van de effectieve-rentemethode ten laste van de winst-en-verliesrekening.

De leningen nemen we niet meer op in de balans op het moment dat de contractuele verplichting is vervallen of verlopen.

Personeelsbeloningen

De personeelsbeloningen verantwoorden we als last in de winst-en-verliesrekening in de periode waarin een medewerker de arbeidsprestatie verricht. Indien en voor zover de personeelsbeloningen nog niet zijn uitbetaald, verantwoorden we deze als verplichting op de balans. Onder de personeelskosten verstaan we alle kosten die verband houden met personeelsbeloningen tijdens en na afloop van het dienstverband. Onze verplichtingen met betrekking tot personeelsbeloningen omvatten naast de in rechte afdwingbare verplichtingen, ook eventuele verplichtingen waarbij sprake is van een situatie waarin we geen ander reëel alternatief hebben dan het nakomen van die verplichting (‘feitelijke verplichtingen’).

De verplichtingen met betrekking tot de personeelsbeloningen hebben betrekking op pensioenverplichtingen, jubileumuitkeringen en de kosten van bepaalde secundaire arbeidsvoorwaarden na pensionering voor post-actieve en gepensioneerde werknemers.

Personele voorzieningen

De personele voorzieningen bestaan uit de voorziening voor pensioenverplichtingen en overige personele voorzieningen.

Voorziening voor pensioenverplichtingen

We zijn pensioenregelingen aangegaan die onze werknemers aanspraak geven op onder andere ouderdoms- en nabestaandenpensioen.

Voor de medewerkers van Gasunie in Nederland geldt een collectief beschikbare premieregeling (toegezegde-bijdrageregeling). Onder deze regeling hebben we ons verplicht tot het betalen van een vaste, vooraf vastgestelde premie aan het onafhankelijke ondernemingspensioenfonds (Stichting Pensioenfonds Gasunie). Voor de werknemers van Gasunie Deutschland die vanaf 2012 in dienst zijn getreden, is sprake van een regeling die is verzekerd. Ook deze regeling kwalificeert als een toegezegde bijdrageregeling.

Uitgangspunt bij de verwerking van de voornoemde regelingen is dat de in de verslagperiode te verwerken lasten gelijk zijn aan de over die periode aan de pensioenuitvoerder of verzekeraar verschuldigde premies. Voor zover de verschuldigde premies op balansdatum nog niet zijn voldaan, nemen we hiervoor een verplichting op. Als de op de balansdatum reeds betaalde premies de verschuldigde premies overtreffen, nemen we een overlopende actiefpost op, voor zover sprake zal zijn van terugbetaling door het pensioenfonds of de verzekeraar of van verrekening met in de toekomst verschuldigde premies.

Voor de werknemers van Gasunie Deutschland die voor 2012 in dienst getreden zijn, is sprake van een toegezegd-pensioenregeling. De contante waarde van de voorziening voor de pensioenverplichting voor deze medewerkers berekenen we in overeenstemming met de projected unit credit method. In de berekening zijn belangrijke aannames gedaan over de marktrente op bedrijfsobligaties van hoge kwaliteit ter bepaling van de disconteringsvoet, de verwachte toekomstige salarisverhogingen, de verwachte toekomstige pensioenverhogingen en de gemiddelde levensverwachting. Voor aanvullende informatie over deze variabelen verwijzen we naar noot 22 ‘Personeelsbeloningen’ van de nadere toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.

Actuariële winsten en verliezen en ervaringsaanpassingen verantwoorden we in het overzicht van het totaalresultaat en verwerken we vervolgens in het eigen vermogen in de periode waarin zij zich voordoen, onder aftrek van uitgestelde belastingen. We laten de relevante actuariële berekeningen jaarlijks opstellen en beoordelen door externe actuarissen.

Voorziening voor jubileumuitkeringen

De voorziening heeft betrekking op de jubileumuitkeringen die we uitkeren aan onze werknemers bij dienstjubilea. Er is rekening gehouden met de kans dat de uitkering plaatsvindt en met een disconteringsvoet vóór belastingen, die rekening houdt met de huidige marktbeoordelingen voor de tijdswaarde van geld en de risico’s die inherent zijn aan de verplichting.

Voorziening voor kosten van de secundaire arbeidsvoorwaarden na pensionering voor post-actieve en gepensioneerde werknemers

De voorziening heeft betrekking op bepaalde vergoedingen die we verstrekken aan onze werknemers na hun pensionering. De voorziening vertegenwoordigt de contante waarde van de al ingegane verplichtingen met betrekking tot postactieve en gepensioneerde werknemers. Er is rekening gehouden met de levensverwachting en met een disconteringsvoet vóór belastingen, die rekening houdt met de huidige marktbeoordelingen voor de tijdswaarde van geld en de risico’s die inherent zijn aan de verplichting.

Aan het eind van iedere verslaggevingsperiode toetsen we de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de personele voorzieningen. We stellen ze onder meer bij aan de hand van overlevingstafels en rente- en kostenontwikkelingen.

Overige voorzieningen

We nemen een voorziening in de balans op wanneer sprake is van:

  • een in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting, die het gevolg is van een gebeurtenis in het verleden; 
  • waarvan we een betrouwbare schatting kunnen maken; en
  • het waarschijnlijk is dat voor afwikkeling van die verplichting een uitstroom van middelen nodig is.

Het bedrag opgenomen als voorziening is de best mogelijke schatting op de balansdatum van de uitgaven die vereist zijn om aan de bestaande verplichting te voldoen, rekening houdend met de waarschijnlijkheid van de gebeurtenis.

De overige voorzieningen betreffen de voorziening voor bepaalde opruimkosten.

Voorziening voor opruimkosten

De in de balans opgenomen voorziening voor opruimkosten is gevormd voor buitengebruik gestelde activa waarvoor we op grond van wet- en regelgeving en/of vanuit rechten en vergunningen een verplichting hebben tot het opruimen van deze activa. De voorziening is bedoeld voor de verwachte kosten van buitengebruikstelling en ontmanteling van activa en eventuele bijkomende saneringskosten. De omvang van de voorziening bepalen we mede aan de hand van ervaringscijfers van eerdere opruimingen en op basis van de technische verwijderingsmogelijkheden.

De voorziening is gewaardeerd op de contante waarde van de uitgaven die naar verwachting vereist zijn om de verplichting af te wikkelen. De disconteringsvoet bepalen we vóór belastingen en houdt rekening met de huidige marktbeoordelingen voor de tijdswaarde van geld en de risico’s die inherent zijn aan de verplichting.

Voor een nadere toelichting op de activa waarvoor we geen voorziening voor opruimkosten hebben gevormd, verwijzen we naar noot 29 ‘Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen’.

Leasing

De initiële verwerking en waardering van leases is als volgt:

  • We onderscheiden leaseverplichtingen in lease en non-lease componenten. De non-lease componenten vallen niet onder de reikwijdte van IFRS 16. De kosten ingevolge deze non-lease componenten verantwoorden we in de winst-en-verliesrekening in de periode waarop ze betrekking hebben;
  • De verwachte looptijd van de leaseverplichting bepalen we op basis van de contractuele looptijd van de overeenkomst, waarbij we rekening houden met de optionele verlengings- en beëindigingsmogelijkheden, in het geval we redelijkerwijs verwachten hiervan gebruik te maken;
  • Indien van toepassing houden we bij de waardering van de leaseverplichtingen rekening met restwaardegaranties, significante variabele leasebetalingen en boeteclausules;
  • De leaseverplichtingen maken we in beginsel contant tegen de impliciete rentevoet. Waar de impliciete rentevoet niet direct uit de leaseovereenkomst afleidbaar is, maken we gebruik van onze incrementele rentevoet. Voor portfolio’s van leases met vergelijkbare kenmerken maken we gebruik van een rentevoet die voor het portfolio als geheel representatief is;
  • Het gebruiksrecht actief dat met de lease is verbonden, nemen we initieel tegen contante waarde van de leaseverplichting in de balans op, eventueel vermeerderd met direct toerekenbare bijkomende kosten (waaronder opruimkosten en/of kosten van demobilisatie);
  • De leaseovereenkomsten met een looptijd van korter dan één jaar of met een contractwaarde van minder dan € 5.000 zijn overeenkomstig de uitzonderingsbepalingen van IFRS 16 niet in de balans opgenomen.

De bij de leaseverplichting behorende activa zijn verantwoord onder de materiële vaste activa in de hoofdcategorie gebruiksrecht activa.

De vervolgwaardering van de leases is als volgt:

  • Gebruiksrecht activa waarderen we tegen de kostprijs, verminderd met de lineaire afschrijving berekend over de verwachte looptijd van de leaseovereenkomst en met eventuele bijzondere waardeverminderingsverliezen. Bepaling van de kostprijs is hiervoor toegelicht onder de initiële verwerking en waardering van leases; 
  • De leaseverplichtingen waarderen we na eerste opname tegen de geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieve-rentemethode;
  • Indien de uitgangspunten in de leaseovereenkomst wijzigen (bijvoorbeeld door modificaties), bepalen we de boekwaarde van de leaseverplichting en het gebruiksrecht actief opnieuw en verwerken we dit in de balans.

Kortlopende schulden en overige financiële verplichtingen

Kortlopende schulden en overige financiële verplichtingen waarderen we na eerste opname tegen de geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieve-rentemethode. De effectieve rente verwerken we direct in de winst-en-verliesrekening.

De bepaling van het resultaat

Het resultaat bepalen we als het verschil tussen de opbrengsten uit geleverde prestatieverplichtingen en de kosten en andere lasten over het jaar. De opbrengsten op transacties verantwoorden we in het jaar waarin de bijbehorende prestatieverplichtingen zijn geleverd.

Netto-omzet

Onder netto-omzet verstaan we de opbrengsten van aan derden geleverde diensten inzake gastransport en gasopslag en daaraan gerelateerde diensten, onder aftrek van kortingen (bij niet-gereguleerde en/of van regulering vrijgestelde diensten) en over deze omzet geheven belastingen, zoals omzetbelasting. Hierbij maken we inschattingen over de relevante rentevoet in het geval van contractverplichtingen met een significante financieringscomponent.

Als we het resultaat van een transactie aangaande het verlenen van een dienst betrouwbaar kunnen schatten, verwerken we de opbrengst met betrekking tot die dienst naar rato van de verrichte prestaties in het boekjaar. We leveren diensten op het gebied van gastransport, -opslag en aanverwante diensten. Deze diensten bieden we aan als capaciteitsdiensten. Hierbij verwerven onze klanten het recht om voor een vooraf overeengekomen periode (uur, dag, maand, etc.) gebruik te maken van vooraf gecontracteerde capaciteiten. We beschouwen de dienst als geleverd en verantwoorden dienovereenkomstig de omzet over het verloop van de tijd.

De realisatie van de netto-omzet kunnen we betrouwbaar vaststellen. We ontvangen geen vergoeding van afnemers anders dan de bedragen volgens de contractueel overeengekomen vergoedingsmethodieken.

De onafhankelijke toezichthouders in Nederland en Duitsland stellen de tarieven voor onze gereguleerde activiteiten vast. Op de gereguleerde tarieven passen we geen kortingen toe. Wel kan sprake zijn van klantbijdragen in de aanleg of verbetering van transportinfrastructuur of kortingen/vooruitbetalingen in het niet-gereguleerde en/of van regulering vrijgestelde segment. Deze klantbijdragen en kortingen/vooruitbetalingen beschouwen we als contractverplichting of -vordering en nemen we in de balans op. Over de contractuele looptijd valt de contractverplichting of -vordering periodiek vrij ten gunste of ten laste van de winst-en-verliesrekening. Indien een contractverplichting of -vordering een significante financieringscomponent bevat, bepalen we de hoogte van de financieringscomponent op basis van een schatting van de relevante rentevoet. De financieringscomponent verantwoorden we in de financiële baten en lasten in de periode waarop deze betrekking heeft.

Aan investeringen toegerekende kosten

Hieronder zijn begrepen de eigen bedrijfskosten ten dienste van de vervaardiging van (im)materiële vaste activa. Het betreft voornamelijk de kosten van eigen en inleenpersoneel en een deel van de organisatiekosten van de ondersteunende afdelingen.

Overheidssubsidies

Exploitatiesubsidies brengen we als overige opbrengsten ten gunste van de winst-en-verliesrekening van het jaar ten laste waarvan de gesubsidieerde bestedingen komen. Vooruitontvangen exploitatiesubsidies nemen we als verplichting op. Nog te ontvangen exploitatiesubsidies nemen we op onder de vorderingen.

Vooruitontvangen investeringssubsidies presenteren we initieel onder de overlopende passiva. Deze investeringssubsidies brengen we vervolgens, zodra de investeringsuitgaven aanvangen en voldoen aan de voorwaarden voor activering, in mindering op de materiële vaste activa waarvoor de subsidie is toegekend. Nog te ontvangen investeringssubsidies nemen we op onder de vorderingen.

Overige kosten

We rekenen de overige kosten toe aan de verslagperiode waarop zij betrekking hebben.

Financiële baten en lasten

Hieronder zijn begrepen de baten en de lasten die verband houden met de financiering en soortgelijke baten en lasten. Rentebaten en soortgelijke baten verantwoorden we in de periode waartoe zij behoren, rekening houdend met de effectieve rentevoet van de desbetreffende actiefpost, indien hun bedrag bepaalbaar is en hun ontvangst waarschijnlijk. Rentelasten en soortgelijke lasten verantwoorden we in de periode waartoe zij behoren. Financiële lasten omvatten ook de amortisatie van disagio en transactiekosten.

De verwerking van de geactiveerde rentelasten hebben we beschreven onder het hoofd ‘Materiële vaste activa’ in deze grondslagen.

Belastingen over het resultaat

Belastingen over het resultaat omvatten de over de verslagperiode verschuldigde winstbelastingen en de uitgestelde belastingen en eventuele nagekomen belastinglasten en/of -baten uit voorgaande periodes. Deze belastingen nemen we in de winst-en-verliesrekening op, behalve voor zover deze betrekking hebben op posten die we rechtstreeks in het eigen vermogen verwerken. In dat geval verwerken we het belastingeffect ook rechtstreeks in het eigen vermogen.

De over het boekjaar verschuldigde belasting is de naar verwachting te betalen belasting over de belastbare winst over het boekjaar, berekend aan de hand van belastingtarieven die zijn vastgesteld op verslagdatum, dan wel waartoe al materieel is besloten op verslagdatum, en eventuele correcties op de over voorgaande jaren verschuldigde belasting. De verschuldigde belasting berekenen we rekening houdend met fiscaal vrijgestelde posten en geheel of gedeeltelijk niet-aftrekbare kosten.

Als de boekwaarde van de activa en de verplichtingen voor de financiële verslaggeving afwijkt van de fiscale boekwaarde, is sprake van tijdelijke verschillen. Voor alle daarvoor kwalificerende belastbare tijdelijke verschillen nemen we een uitgestelde belastingverplichting op. Voor alle daarvoor kwalificerende verrekenbare tijdelijke verschillen nemen we een uitgestelde belastingvordering op, voor zover het waarschijnlijk is dat er voldoende fiscale winst beschikbaar zal zijn voor toekomstige verrekening. Hiertoe hebben we aannames gedaan over de toekomstige fiscale winsten en het moment van realisatie van de tijdelijke verschillen. In noot 11 ’Uitgestelde belastingvorderingen’ hebben we hierover nadere informatie opgenomen.

De uitgestelde belastingverplichtingen en -vorderingen waarderen we tegen de nominale waarde. Bij de waardering hanteren we de belastingtarieven die naar verwachting van toepassing zullen zijn op de periode waarin realisatie zal plaatsvinden. We doen dit op basis van de belastingtarieven en de belastingwetgeving waarvan het wetgevingsproces materieel is afgerond op balansdatum. De uit eventuele tariefswijzigingen van de vennootschapsbelasting voortvloeiende resultaten verwerken we in de winst-en-verliesrekening, een uitzondering hierop is het resultaat op een tariefswijziging van de vennootschapsbelasting voor transacties die oorspronkelijk rechtstreeks zijn verwerkt in het eigen vermogen. Het resultaat op een tariefswijziging van de vennootschapsbelasting voor transacties die oorspronkelijk rechtstreeks zijn verwerkt in het eigen vermogen, verwerken we eveneens rechtstreeks in het eigen vermogen.

(Uitgestelde) belastingvorderingen en -verplichtingen salderen we indien:

  • een wettelijk afdwingbaar recht bestaat om de belastingvorderingen en -verplichtingen te salderen en de vorderingen en verplichtingen samenhangen met door dezelfde belastingautoriteit opgelegde winstbelasting aan dezelfde belasting verschuldigde entiteit; en/of;
  • op verschillende belasting verschuldigde entiteiten die voornemens zijn de belastingvorderingen en - verplichtingen te salderen of waarvan we de belastingvorderingen en -verplichtingen gelijktijdig realiseren.

Tussen N.V. Nederlandse Gasunie en onze Nederlandse 100%-groepsmaatschappijen bestaat een fiscale eenheid voor de Nederlandse vennootschapsbelasting. Tussen Gasunie Deutschland GmbH & Co. KG (Gasunie Deutschland) en haar voornaamste 100%-groepsmaatschappijen naar Duits recht bestaat een fiscale eenheid voor de Duitse vennootschapsbelastingen.

Financiële informatie per segment

Informatie over de bedrijfsactiviteiten waarover afzonderlijke financiële informatie beschikbaar is en waarvan we de bedrijfsresultaten regelmatig beoordelen, lichten we per segment toe. We hebben de onderstaande operationele segmenten gedefinieerd:

  • Gasunie Transport Services 
  • Gasunie Deutschland 
  • Participations

Voor een nadere toelichting op de financiële informatie per segment verwijzen we naar noot 3 ‘Financiële informatie per segment’ van de nadere toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.

Kasstroomoverzicht

De kasstroom uit operationele activiteiten bepalen we op basis van de indirecte methode, uitgaande van de netto-omzet en de totale lasten in de geconsolideerde winst-en-verliesrekening. De kas en kasequivalenten in het kasstroomoverzicht bestaan uit de kas en kasequivalenten en soortgelijke tegoeden die we zonder beperkingen en zonder significant risico van waardeverminderingen als gevolg van de transactie kunnen omzetten in kas en kasequivalenten.

We presenteren ontvangen en betaalde rente, ontvangen dividenden van joint ventures, geassocieerde deelnemingen en overige kapitaalbelangen en betaalde vennootschapsbelasting als onderdeel van de kasstroom uit operationele activiteiten.

De verkrijgingsprijs van acquisities hebben we opgenomen onder de kasstroom uit investeringsactiviteiten, voor zover betaling in geld heeft plaatsgevonden. De in de geacquireerde deelneming of activiteiten aanwezige kas en kasequivalenten zijn op de aankoopprijs in mindering gebracht.

Kasstromen uit afgeleide financiële instrumenten die we verantwoorden als cash flow hedge, delen we in dezelfde categorie in als de kasstromen uit de afgedekte posities.

Gebeurtenissen na balansdatum

Gebeurtenissen die nadere informatie geven over de feitelijke situatie per balansdatum en die blijken tot aan de datum van het opmaken van de jaarrekening verwerken we in de jaarrekening.

Gebeurtenissen die geen nadere informatie geven over de feitelijke situatie per balansdatum verwerken we niet in de jaarrekening. Als dergelijke gebeurtenissen van belang zijn voor de oordeelsvorming van de gebruikers van de jaarrekening, lichten we de aard en de geschatte financiële gevolgen ervan toe in de jaarrekening.