Energietransitie
Energietransitie
De opwarming van de aarde is een bedreiging en de gevolgen ervan hebben een negatieve invloed op veel verschillende aspecten van ons leven. Het verbranden van fossiele brandstoffen zoals kolen, olie en gas produceert grote hoeveelheden broeikasgassen die bijdragen aan de opwarming van de aarde. Door over te schakelen naar duurzame energiebronnen kunnen we deze uitstoot aanzienlijk verminderen. De Europese Unie heeft zich als doel gesteld in 2030 minimaal 55% minder broeikasgassen te stoten dan in 1990, als stap richting klimaatneutraliteit in het jaar 2050.
Impacts, risico’s en kansen
Met onze infrastructuur en kennis willen we de gebruikers van onze netten in staat stellen om de transitie naar emissievrije energie te maken. Dit levert vanuit de dubbele materialiteitsanalyse de volgende impacts, risico’s en kansen op:
Energietransitie | |
---|---|
Inside-out | Positieve impact: Door toegang te bieden tot energie met netto-nul uitstoot van broeikasgassen en/of CCS helpen we downstream partijen hun uitstoot van broeikasgassen te verminderen en zo de opwarming van de aarde af te remmen en terug te draaien. |
Outside-in | Transitierisico: Door deze ontwikkelingen daalt op termijn de behoefte aan diensten voor de import, de opslag en het transport van aardgas, terwijl deze op dit moment de inkomstenbron van Gasunie vormen. |
Kans: Door de transitie naar energie met netto-nul uitstoot van broeikasgassen is er behoefte aan aanvullende transportinfrastructuur voor groen gas, waterstof, warmte en CO₂/CCS, zowel onshore als offshore. |
Beleid
Gasunie verkeert in een goede positie om de energietransitie te versnellen. We geloven dat duurzame gassen naast elektriciteit essentieel zijn voor de toekomst van onze samenleving. Door duurzame gassen, warmte en CCS een volwaardige rol te geven in de energietransitie, wordt deze goedkoper en verloopt deze vlotter. In 2050 bestaat de energiemix van de samenleving uit 50% elektriciteit en 50% duurzame gassen, zo verwachten we.
We bouwen daarom een breed portfolio van projecten op het gebied van waterstof, carbon capture, utilisation and storage (CCUS) en warmte. De eerste projecten zijn inmiddels in aanbouw. We passen ons investeringsportfolio regelmatig aan op marktaanbod en marktvraag en op de lengte van de vergunningentrajecten.
Door de verkoop van aardgastransport- en -opslagcapaciteit aan derden heeft Gasunie een voorspelbare kasstroom. Toezichthouders ACM (Nederland) en BNetzA (Duitsland) stellen de jaarlijkse toegestane inkomsten uit deze kernactiviteiten vast. Ze houden hierbij rekening met de kosten die Gasunie maakt om deze infrastructuur nu en de komende decennia te beheren en te onderhouden.
Door de energietransitie gaat op termijn de behoefte aan aardgasimport-, -opslag- en -transportdiensten, de huidige inkomstenbron van Gasunie, verdwijnen. We denken dat een significant deel van de nieuwe energie-transportsystemen die we bouwen, direct of na verloop van tijd onder een regulatoir regime gaan vallen waardoor – als er goede stabiele reguleringskaders worden gecreëerd – een gezonde exploitatie mogelijk wordt. Van infrastructuur die niet onder regulering komt te vallen, verminderen we het exploitatierisico door te streven naar het afsluiten van langlopende contracten.
Actieplannen
CCS
Afvang en opslag van CO2 (Carbon Capture & Storage, ofwel CCS) is op korte termijn de meest kostenefficiënte en snelle maatregel om de opwarming van de aarde tegen te gaan. Gasunie werkt, met partners, aan meerdere concrete en grote CCS-projecten: Porthos, Aramis, CO2next, Delta Rhine Corridor (DRC) en Delta Schelde CO2nnection (DSC). Allemaal hebben ze een duidelijke link met het Rotterdamse havengebied en allemaal spelen ze een grote rol bij het halen van de Nederlandse klimaatdoelen.
Project | (Verwachte) investerings-beslissingsjaar | Verwachte oplevertermijn | Totale CO₂-emissiereductie die we hiermee mogelijk maken in 2030 |
---|---|---|---|
Porthos | 2023 | MT | 13,0 MTon |
Aramis | 2025-2026 | MT | |
CO₂next | 2025-2026 | MT | |
Delta Rhine Corridor | 2030 | LT |
Porthos
De aanleg van de pijpleiding, het compressorstation en het koelwaterpompstation van Porthos zijn in 2024 gestart. De bouw van de offshore-leiding en de werkzaamheden aan het offshore-platform beginnen in 2025. We verwachten dat Porthos in 2026 operationeel wordt. Porthos, een project van Havenbedrijf Rotterdam, EBN en Gasunie, is door de Europese Unie erkend als een Project of Common Interest en heeft € 102 miljoen toegekend gekregen uit de Connecting Europe Facility.
Porthos-klanten Shell, ExxonMobil, Air Liquide en Air Products gaan CO2 leveren aan de 30 kilometer lange open-access pijpleiding die straks door het Rotterdamse havengebied loopt. De CO2 wordt via de offshore-pijpleiding getransporteerd naar het bestaande platform in de Noordzee dat ongeveer 20 kilometer van de kust ligt. Vanaf dit platform wordt de CO2 naar uitgeputte gasvelden gepompt. Deze bevinden zich in een afgesloten ruimte van poreus zandsteen op meer dan 3 kilometer onder de Noordzee. Porthos gaat ongeveer 2,5 Mton per jaar opslaan gedurende 15 jaar, tot een totaal van circa 37 Mton. Dat betekent dat de Rotterdamse havenindustrie straks ongeveer 10% minder CO2 uitstoot.
Aramis
Aramis is een vergelijkbaar project als Porthos maar krijgt een verwerkingscapaciteit van 22 Mton per jaar. Hiermee wordt Aramis het grootste CCS-project in Noordwest-Europa. Aramis kan gebruik maken van de overdimensionering van de Porthosleiding op land, die tot 10 Mton per jaar kan transporteren. Voor het Aramis-project zijn in 2024 het ontwerpprojectbesluit, een aantal ontwerpbesluiten en het milieueffectrapport (MER) gepubliceerd.
CO2next
De terminal van CO2next in de Rotterdamse haven kan straks vloeibare CO2 per schip of trein ontvangen van klanten die niet op een pijpleiding zijn aangesloten. CO2next wordt een hub die toegankelijk wordt voor alle industrie die CO2 uitstoot en deze aan wil leveren voor permanente opslag in de lege gasvelden onder de Noordzee (CCS) of (in de verdere toekomst) voor hergebruik van CO2 (CCU). CO2next wordt ontwikkeld door Gasunie, Vopak, Shell en TotalEnergies.
CO2next is in 2024 de belangrijke FEED-fase ingegaan, waarin de kosten en ontwerp van de terminal worden vastgesteld, de relevante vergunningen worden aangevraagd en de klanten worden gecontracteerd als voorbereiding op de definitieve investeringsbeslissing die gepland staat voor 2025.
DRC
Het energie-infrastructuurproject Delta Rhine Corridor (DRC) veranderde in 2024 van koers. De ondergrondse leidingenstraat van de Rotterdamse haven naar Limburg en de Duitse grens wordt nu in eerste instantie aangelegd voor waterstof en CO2, zonder gelijkstroomverbinding en leidingen voor ammoniak, LPG, aardgas en propeen. Anders zou realisatie vele jaren langer gaan duren dan gepland.
Met dit besluit komt de Nederlandse overheid als opdrachtgever tegemoet aan de wens vanuit de markt om de vraag naar waterstof- en CO2-infrastructuur met urgentie te realiseren. Deze buisleidingen heeft de industrie nodig om op korte termijn te verduurzamen. Gasunie verwacht door deze aanpassing de CO2-leiding in de DRC tussen 2032 en 2033 in gebruik te kunnen nemen. Voor waterstof wordt dat uiterlijk 2033.
De realisatie van de CO2-pijpleiding biedt de mogelijkheid om een optimaal CO2-netwerk te ontwikkelen waarbij zowel aansluitingen met Zeeland, Brabant, Noord-Nederland, Limburg, als ook Duitsland en België mogelijk worden gemaakt. Op die manier zorgt het netwerk voor het transport van CO2 van Duitsland en Nederland naar opslagfaciliteiten onder de Noordzee en naar (potentiële) gebruikers.
DSC
De Delta Schelde CO2nnection (DSC) is een geplande CO2-transportleiding tussen de industriële clusters van Rotterdam, Moerdijk, Zeeland en de Belgische grens. Het plan is om de DSC in te laten takken op de Delta Rhine Corridor.
In april 2024 lanceerde Gasunie een expression of interest, waarmee we bij potentiële klanten en shippers meer informatie hebben ingewonnen over hun interesse in CO2-transport door de DRC en de DSC. Hieruit bleek dat er meer dan voldoende vraag is (tot wel 45 miljoen ton per jaar) naar de capaciteit die de geplande CO2-infrastructuur kan leveren, als DRC en DSC straks aansluiten op CO2-leidingen die vanaf de Nederlandse grens naar respectievelijk het Roergebied en het Antwerpse havengebied gaan lopen.
Waterstof
Project | (Verwachte) investerings-beslissingsjaar | Verwachte oplevertermijn | Totale CO₂-emissiereductie die we hiermee mogelijk maken in 2030 |
---|---|---|---|
Waterstofnetwerk Rotterdam | 2023 | MT | 2,3 MT |
Waterstofnetwerk Noord-Nederland, inclusief verbinding met HyStock en Duitsland | 2026-2027 | MT | |
Waterstofnetwerk Noordzeekanaalgebied | 2026-2027 | MT | |
Waterstofnetwerk Zuidwest-Nederland, inclusief verbinding met België | 2027-2028 | MT | |
HyStock (1e caverne) | 2025-2026 | LT | |
Waterstofnetwerk Limburg | 2028-2029 | LT | |
Verbindingen tussen de Nederlandse industriële clusters inclusief de Delta Rhine Corridor | 2027-2029 | LT | |
Hyone | 2026-2028 | LT | |
Delta Rhine Corridor | 2029 | LT |
Project | (Verwachte) investerings-beslissingsjaar | Verwachte oplevertermijn | Totale CO₂-emissiereductie die we hiermee mogelijk maken in 2030 |
---|---|---|---|
Hyperlink-1 | 2025 | MT | 4,4 MT |
Hyperlink-4 | n.n.b. | n.n.b. | |
Hyperlink-3 | n.n.b. | LT | |
Hyperlink-5 | 2024-2025 | MT | |
Hyperlink-2 | 2024-2025 | MT |
Netwerk Nederland
In 2023 is Gasunie-dochter Hynetwork gestart met de aanleg van het landelijke waterstofnetwerk. Met deze infrastructuur willen we de industrieën helpen om in Nederland te kunnen verduurzamen. Daarmee blijft Nederland een aantrekkelijke vestigingsplaats en dat is goed voor onze economie en werkgelegenheid. Voor de industrie is duidelijkheid over de planning en de beschikbaarheid van het waterstofnetwerk cruciaal.
In 2024 bleek dat het uitrolplan dat Hynetwork hanteerde geactualiseerd moest worden. Een aantal verbindingen komt later gereed dan we eerder aannamen. Het eerste deel wordt uiterlijk in 2026 in Rotterdam in gebruik genomen. In de jaren erna komt voor of in 2030 de infrastructuur binnen de industriële clusters langs de Nederlandse kust beschikbaar. Dat geldt ook voor de verbindingen vanuit Noord-Nederland met de grootschalige waterstofopslagfaciliteit HyStock en de eerste grensverbindingen met Duitsland en vanuit Zeeland met België. Van 2031 tot 2033 volgt de oplevering van het netwerk binnen het industriële cluster in Limburg en de verbindingen tussen de clusters.
De latere oplevering van een aantal tracés heeft verschillende oorzaken. De ‘IJsselmeerroute’ blijft, door de omkering van de Europese gasstromen sinds de start van de Oekraïne-oorlog, voorlopig nodig voor het transport van aardgas en is daarom niet meer op tijd beschikbaar voor ombouw tot waterstoftracé. Ook de ambitie van een snelle aanleg van de belangrijke west-oostverbinding Delta Rhine Corridor bleek niet realiseerbaar met meerdere modaliteiten tegelijk (naast waterstof en CO2 ook gelijkstroom en ammoniak). Daarnaast is ook op andere stukken vertraging opgelopen in het vergunningenproces.
Hierdoor nemen de kosten van de ontwikkeling van het transportnet sterk toe. We schatten de totale projectkosten nu in op € 3,8 miljard tegenover een oorspronkelijke raming (uit 2021) van € 1,5 miljard. De nieuwe kostenraming is nog met onzekerheden omgeven omdat de ruimtelijke procedures voor het transportnet nog lopen en veel kosten nog moeten worden gemaakt. Een deel van de stijging betreft uitbreiding ten opzichte van het oorspronkelijke plan, goed voor ongeveer € 375 miljoen.
Netwerk Duitsland
In 2024 hebben Duitse gastransportnetbeheerders bij toezichthouder BNetzA een aanvraag ingediend en goedkeuring gekregen voor de bouw van het hoofdtransportnet voor waterstof, het Kernnetz. De Noordwest-Duitse delen van Kernnetz worden gebouwd door Gasunie Deutschland en heet Hyperlink. Door Hyperlink wordt waterstoftransport mogelijk van de Nederlandse en Deense grens naar vraagcentra in Duitsland zoals de regio Hamburg, de regio Bremen en de staalfabriek Salzgitter). De eerste waterstofpijpleidingen worden al in 2027/2028 operationeel. Hyperlink gaat voor circa 60% bestaan uit gasleidingen die worden heringezet.
Gasunie richt zich in 2024 en 2025 vooral op de aanleg van het tracé Hyperlink-1. Deze werkzaamheden lopen voorspoedig; per eind 2024 was de eerste 150 kilometer tracé gereed. Al in 2023 begon GUD met de voorbereiding van bestaande aardgaspijpleidingen voor toekomstig waterstoftransport. De belangrijkste taak is de planning van de logistiek, materiaallevering en organisatie van de werkzaamheden in een zeer korte periode om de kleppen en delen van de leidingen te vervangen door waterstofbestendige materialen. Het eerste segment met 8 stations binnen het Hyperlink 1-project werd in 2023 voltooid en het volgende segment in 2024 met 24 stations is eveneens succesvol aangepast.
Na voltooiing van het Hyperlink 1-project in 2026, wordt de conversie voortgezet binnen Hyperlink-2 om onder andere de levering van waterstof voor de staalfabriek Salzgitter Stahl te realiseren. Voor dit deel van het Kernnetz is een haalbaarheidsstudie uitgevoerd en worden de eerste voorbereidende planningen uitgevoerd.
Import
Omdat de verwachte vraag naar waterstof in Nederland en Noordwest-Europa groter zal zijn dan de verwachte lokale productie, werkt Gasunie aan terminals voor de import van waterstof. Rotterdam wordt een belangrijke importhaven. Daarnaast heeft een door Vopak en Gasunie uitgevoerde marktconsultatie in 2024 aangetoond dat de Eemshaven een belangrijke locatie kan worden voor de ontvangst van internationaal geproduceerde waterstof.
Het opzetten van internationale waterstofketens is complex en vraagt veel publiek/private samenwerking. Daarom onderzoeken Gasunie en andere staatsdeelnemingen, in samenwerking met de ministeries van Klimaat en Groene Groei en Buitenlandse Zaken, mogelijkheden voor vruchtbare samenwerking met partijen in het buitenland. Deze inspanningen hebben eind 2024 geleid tot een overeenkomst tussen Gasunie en Enagás voor het ontwikkelen van een keten voor groene waterstof en waterstofdragers. Voor de komende jaren koersen we op deelname aan meer internationale samenwerkingsverbanden.
Opslag
Voor een goed functionerende waterstofmarkt is grootschalige opslag van waterstof cruciaal.
In Nederland maakt Gasunie-dochter HyStock vorderingen voor de ondergrondse waterstofopslag in Zuidwending in het project HyStock. In 2024 hebben we een leverancier vastgelegd voor de bouw en levering van compressoren en hebben we de Milieu Effect Rapportage opgesteld.
In Etzel werken Gasunie en Storag Etzel sinds begin 2023 aan het pilotproject H2CAST, waarbij waterstofopslag in twee kleine bestaande cavernes wordt getest. Het ontwerp voor de bovengrondse installatie is gereed en de bouw ervan is gestart. Begin 2025 wordt gestart met het gedeeltelijk vullen van de caverne. Daarnaast hebben we een overeenkomst getekend met Patrizia/Storag Etzel voor de ontwikkeling van nieuwe cavernes in Etzel, waarbij Gasunie het haalbaarheidsonderzoek doet.
De komende jaren werken we, in nauw contact met de omgeving, verder aan de waterstofopslag in Zuidwending en onderzoeken we alternatieven voor opslag in andere regio’s in Nederland en in Duitsland.
Offshore
Om de klimaatdoelen te halen, onderzoekt de Nederlandse overheid de mogelijkheid om tot 2050 70 GW aan offshore windenergiecapaciteit te laten bouwen. Een deel van de op te wekken Noordzee-elektriciteit moet offshore worden omgezet in groene waterstof. Gasunie is straks, net als op land, verantwoordelijk voor het transport van waterstof op zee.
We onderzoeken of de bestaande aardgasleidingen op zee hergebruikt kunnen worden. Zodat we tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten een netwerk bouwen dat decennialang meegaat. Hierbij houden in het bijzonder rekening met de ecologische draagkracht van de Noordzee. Het is nadrukkelijk de wens dat het netwerk waar mogelijk natuurinclusief en natuurversterkend wordt. Daarnaast zetten we als Gasunie vanuit ons netwerk internationale verbindingen op. Deze connecties voorzien in de behoeften naar waterstof in Nederland en de rest van Noordwest-Europa. Met als doel een Europees knooppunt voor energie te worden.
In 2024 kwamen belangrijke ontwikkelingen samen. In juni vroeg toenmalig minister Jetten (Klimaat en Energie) Gasunie om de eerste stappen te zetten richting een waterstofnetwerk op zee. Daarnaast kondigde de minister twee demonstratieprojecten op zee aan, genaamd Demo 1 en Demo 2. Demo 1 is een waterstofproductieproject op zee van maximaal 50 MW. Er komt subsidie beschikbaar en in 2025 wordt een consortium geselecteerd dat het project uitvoert. Demo 2 is de vervolgstap op weg naar grootschalige productie van waterstof op zee. Gasunie zal geen rol spelen bij het ontwikkelen van de waterstofproductie uit elektrolyse maar is nauw betrokken bij beide Demo’s om de infrastructuur, die waterstof naar land brengt, te ontwikkelen.
Warmte
Project | (Verwachte) investerings-beslissingsjaar | Verwachte oplevertermijn | Totale CO₂-emissiereductie die we hiermee mogelijk maken in 2030 |
---|---|---|---|
WarmtelinQ tracé Vlaardingen-Den Haag | 2021 | MT | 0,1 MT |
WarmtelinQ tracé Rijswijk-Leiden | 2023 | MT | |
WarmtelinQ tracé Vondelingenplaat-Vlaardingen | 2024 | MT |
In de ontwikkeling en aanleg van WarmtelinQ zijn in 2024 belangrijke stappen gezet. Op het tracédeel Vlaardingen-Den Haag liggen in de gemeenten Midden-Delfland, Delft en Rijswijk de warmteleidingen inmiddels geheel onder de grond; in Vlaardingen en Den Haag voor een groot deel. De bouw van het pompstation in Delft vordert en samen met Eneco wordt er gewerkt aan de bouw van warmteoverdrachtstations in Vlaardingen en Den Haag. Gasunie en Eneco koersen erop dat de stadsverwarmingsnetten in Den Haag uiterlijk vanaf het stookseizoen 2026/2027 draaien op warmte via WarmtelinQ.
De aanleg van het tracé Rijswijk-Leiden is vertraagd. De gesprekken met de aannemers nemen meer tijd in beslag dan verwacht. De belangrijkste reden daarvoor, is dat de kosten hoger uitpakken dan aanvankelijk gedacht. In de gesprekken zetten we in op technische optimalisatie en aanscherping van de kosten. Onze inzet is om dat te doen binnen de mogelijkheden van het Provinciaal Inpassingsplan, het bijbehorende MER en reeds verleende vergunningen. De nieuwe planning is nog niet bekend, maar we verwachten deze later dit jaar te kunnen delen.
Voor het tracédeel Rijswijk-Leiden hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland in de zomer van 2024 het Provinciaal Inpassingsplan (PIP) en de Milieueffectrapportage (MER) vastgesteld. Met de ondertekening van een overeenkomst met Shell Energy and Chemicals Park Rotterdam voor grondlease op Vondelingenplaat stelde WarmtelinQ de volgende stap in de uitvoering zeker. Voor het tracédeel Vondelingenplaat-Vlaardingen is in 2024 via een Europese aanbesteding de aannemer geselecteerd. De aannemer is eind 2024 gestart met voorbereidende werkzaamheden.
Gemeenten Leiden, Voorschoten en Vlaardingen zien kansen voor WarmtelinQ; met wethouders van deze gemeenten werden in 2024 intentieovereenkomsten gesloten voor de aanleg van T-stukken. Met deze aftakkingen kan straks warmte uit de Rotterdamse haven naar lokale warmtenetten getransporteerd worden. Met de warmte die WarmtelinQ straks transporteert vanuit de Rotterdamse haven naar Den Haag en Leiden kunnen 120.000 woningen duurzaam verwarmd worden, wat 123 miljoen m3 aardgas per jaar bespaart. WarmtelinQ is daarmee te vergelijken met 1.100 voetbalvelden aan zonnepanelen (740 hectare) of met 100 moderne grote onshore windmolens.
Groen gas
De kracht van groen gas is dat het van eigen bodem komt. Het wordt gemaakt van producten die we anders weggooien, zoals het overgebleven voedsel uit de supermarkt of mest en slib uit de veeteelt en landbouw. Zo zijn we minder afhankelijk van energie uit andere landen. Groen gas is makkelijk te transporteren en op te slaan in onze bestaande aardgasinfrastructuur. Daarmee is dit een praktische oplossing voor het verduurzamen van huizen en bedrijven. Ook als de wind niet waait en de zon niet schijnt. Groen gas is meteen te gebruiken en er zijn geen aanpassingen nodig aan bijvoorbeeld cv-ketel en gasfornuis. Gunstig voor bijvoorbeeld oude, monumentale panden in binnensteden waar andere energiesoorten zoals zonne-energie of waterstof geen optie zijn.
Klimaatakkoord
Nederland heeft zich in het Klimaatakkoord tot doel gesteld om vanaf 2030 jaarlijks 2 miljard m3 (2 bcm) groen gas te produceren. Momenteel is dat circa 0,30 bcm. Gasunie ziet veel kansen voor opschaling van groengasproductie door marktpartijen en wil helpen door het invoeden van groen gas in het Gasunie-netwerk mogelijk te maken. Het installeren van groen-gasboosters kan een oplossing bieden door het groene gas uit het regionale net op de juiste druk te brengen voor het landelijke net. Verder helpt Gasunie bij het ontwikkelen van vergassings-technologie die nodig is om grotere volumes groen gas te maken. Gasunie is hiervoor actief in een tweetal projecten, Eemsgas en SKW Alkmaar. Daarnaast ondersteunt Gasunie de sector door zich sterk te maken voor de groen gas-bijmengverplichting, door het certificeren van groen gas en door actief te participeren in het Platform Groen Gas en de European Biogas Association.
Project | (Verwachte) investerings-beslissingsjaar | Geplande oplevertermijn | Totale CO₂-emissiereductie die we hiermee mogelijk maken in 2030 |
---|---|---|---|
Verzamelleiding Emmen-Ommen | 2021 | KT | 1,8 MT |
Eemsgas | n.n.b. | n.n.b. | |
SKW Alkmaar | 2016 | n.n.b. |
Verzamelleiding
Gasunie werkt aan een project om een 60 kilometer lange aardgasleiding tussen Emmen en Ommen geschikt maken voor het transport van regionaal groen gas naar het Gasunie-netwerk. Hiervoor is een aantal technische aanpassingen nodig op bestaande afsluiterlocaties van Gasunie en bij koppelingen met de regionale netten, waaronder de plaatsing van een groen gas booster. We werken aan drie aansluitingen op de groengas-verzamelleiding voor de regionale netbeheerders Rendo (omgeving Coevorden) en Coteq (omgeving Hardenberg).
Eemsgas
Gasunie en Perpetual Next werkten in 2024 als ontwikkelaars van Eemsgas aan de continuïteit van het project. Op basis van de nieuw gekozen technologie zijn de voorbereidingen voor de nieuwe FEED-studie en een aanvraag voor een DEI-subsidie gestart. Het plan is om in 2025 te starten met de FEED-studie en dan toe te werken naar een investeringsbesluit.
SKW Alkmaar
De SKW-installatie in Alkmaar heeft inmiddels ruim 55.000 m3 groen gas ingevoed in het hogedruknet van Gasunie gedurende diverse testperioden. Op basis van de gerealiseerde draaiuren hebben we in 2024 besloten een paar onderdelen van de installatie aan te passen om de robuustheid en conversie van het proces verder te verhogen. Dit heeft geleid tot een beperkt herontwerp van enkele onderdelen en een verdere optimalisatie van de gehele keten voor het maken van groen gas volgens de superkritische watervergassingstechnologie van SCW Systems. We verwachten dat de complete keten in 2025 weer gereed is. Dan kan SKW opnieuw groen gas invoeden en kunnen we vaststellen of de aanpassingen het gewenste effect hebben.
Gasunie Deutschland
Net als in 2023 was Gasunie Deutschland in 2024 druk bezig met de vele aanvragen van groengas-producenten om hun installaties aan te sluiten. Hiervoor zijn twee redenen: enerzijds loopt de 20-jarige subsidieregeling van de overheid voor stroomopwekking met geproduceerd groen gas ten einde en anderzijds zijn de lokale of regionale distributienetwerken niet in staat het hele jaar door om de aangeboden hoeveelheden groen gas in hun netten in te voeden.
Dit vormt een uitdaging voor de Duitse hogedruknetbeheerders. Ze zijn wettelijk verplicht om groengasinstallaties aan te sluiten, afhankelijk van de technische haalbaarheid. De centrale in Kirchlinteln werd in 2024 aangesloten. Daarnaast zijn er momenteel tien concrete aanvragen voor netaansluiting, voor twee daarvan is de engineering al afgerond. Alle andere worden momenteel onderzocht.
Middelen
De totale netto-investeringsagenda van Gasunie van 2025 tot en met 2030 loopt volgens onze basisscenario-inschatting op tot circa € 12 miljard. Daarvan vloeit twee derde in energietransitie-projecten. Momenteel zijn we bezig om in kaart te brengen wat onze investeringsuitgaven in de jaren na 2030 zullen zijn.
Onze prognoses
Nederland wil in 2050 netto geen CO2 meer uitstoten. De gebruikers van de netten van Gasunie leveren hier een grote bijdrage aan. Door gebruik te maken van de nieuwe energienetten die Gasunie dit decennium aanlegt: voor het transport van afgevangen CO2, waterstof en warmte en doordat we steeds meer groen gas gaan vervoeren door onze bestaande energienetten.
Sinds 2021 maken we jaarlijks een berekening over hoeveel megaton (Mton) per jaar het gaat. Dit zijn geen doelen waar we onszelf op afrekenen, daarvoor is de energietransitie een te complex proces met te veel factoren die we niet kunnen beïnvloeden. Het zijn wel prognoses, oftewel onze meest actuele inschattingen van wat we zullen realiseren gezien de huidige stand van vergunningenprocedures, de beschikbaarheid van mensen en materialen en de vraag vanuit de markt.
Bij het maken van onze berekeningen hanteren we telkens 2030 als horizon. Op die manier kunnen we de projecten meenemen waar we op dit moment aan bouwen en waarvan we bijna zeker weten dat ze uitgevoerd gaan worden. We kijken (nog) niet vooruit naar 2040, omdat de uitkomsten dan te onzeker worden.
De megatonnen emissiereductie die we tot 2030 faciliteren in Nederland, vergelijken we met de totale emissiereductie-opgave die Nederland gemiddeld per jaar heeft om in 2050 op netto nul emissies uit te komen. Dit wordt het Nationale Transitiepad genoemd. We vergelijken onze bijdrage ook met de bijdrage van andere sectoren. Deze halen we uit de jaarlijkse Klimaat- en Energieverkenning (KEV) van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).
Ten aanzien van de prognoses opgenomen in dit hoofdstuk heeft geen validatie door een externe partij, niet zijnde onze accountant, plaatsgevonden.
Ontwikkeling van onze prognoses
Voor de jaren oplopend tot en met 2030 kunnen we minder reductie faciliteren dan we een jaar geleden dachten. We denken nu dat netgebruikers door onze energietransitie-projecten in 2030 16,4 Mton CO2-uitstoot kunnen reduceren. In het vorige jaarverslag gingen we nog uit van 25,6 Mton. Ter illustratie: de totale CO2-uitstoot van Nederland in 2023 was 147 Mton*.
* CBS, emissies van broeikasgassen berekend volgens IPCC-voorschriften.
De terugval komt vooral door de vertraging die we oplopen in de aanleg van het Nederlandse waterstofnetwerk. Dat beeld werd ook al zichtbaar in de recent verschenen cluster energie strategieën (CES). Dit betekent wel dat onze bijdrage vanaf 2030 snel gaat groeien, maar dit nemen we dus omwille van voorzichtigheid niet mee.
Daarnaast investeren we tot en met 2030 ook in het Duitse toekomstige waterstofnetwerk Kernnetz. Dit levert daar een maatschappelijke reductie van 4,4 MT op in 2030 en draagt dus bij aan het Duitse nationale transitiepad. Anders dan in Nederland heeft in Duitsland de ontwikkeling van de nationale waterstofinfrastructuur het afgelopen jaar geen vertraging opgelopen.
Nederland heeft een wettelijk klimaatdoel van 55% emissiereductie in 2030 ten opzichte van 1990. Om daar zonder tussentijdse schokken te komen, moet de rode lijn uit onderstaande grafieken worden gevolgd. Uit de nieuwe KEV blijkt dat het onwaarschijnlijk is dat Nederland het 2030-doel gaat halen op basis van de maatregelen die zijn vastgesteld of voorgenomen. De inspanningen van Gasunie helpen wel om een belangrijk deel van de maatschappelijke kloof tussen werkelijke emissiereductie en gewenste emissiereductie te dichten.
Wat betekent bovenstaande informatie voor de periode 2030-2050? Dat wordt zichtbaar in onderstaande grafiek. Het effect van onze investeringen tot en met 2030 blijft zichtbaar als we de horizon doortrekken naar 2050, zoals in onderstaande afbeelding. Gebruikers van de Gasunie-infrastructuur gaan dan minder CO2 uitstoten (het gele vlak) en kunnen zelfs eerder netto nul emissies bereiken dan de nationale doelstelling.
Na 2030 resteert voor Gasunie nog een aanzienlijke taak. Met name het waterstofsysteem moet worden uitgebouwd. Ook voorzien we een verdere groei in groen gas en vervolginvesteringen in transport van CO2. Een toelichting op bovenstaande tabellen, grafieken en daarin opgenomen grootheden staat als appendix in dit jaarverslag. We houden voor nu alleen rekening met de effecten van onze investeringen tussen 2020-2030. Een nieuwe reeks Gasunie-investeringen voor de periode 2030-2040 kan leiden tot een steilere daling van het nationale transitiepad.
Financiële effecten
Ons balanstotaal gaat als gevolg van de investeringen bijna verdubbelen naar zo’n € 20 miljard in 2030.
We denken dit te kunnen doen met geleend kapitaal. Onze voorkeur daarbij heeft de uitgifte van (groene) obligaties maar we kijken ook naar mogelijkheden voor projectfinanciering en andere financieringsvormen zoals hybride obligatieleningen en leningen van de EIB. De kasstroom van onze bestaande activiteiten is een andere bron van financieren. Subsidies (nationaal en Europees) vormen een derde bron.
In onze jaarrekening 2024 in noot 1 'Significante aangelegenheden en gebeurtenissen', noot 18 'Rentedragende leningen' en noot 23 'Overige voorzieningen' geven we een nadere toelichting op de energietransitie, onze groene obligaties, onze sustainability-linked bonds, de waardering van onze huidige activa en waardering van overige voorzieningen. Ook beschrijven we welke aannames en schattingen we hierbij hanteren.
Door het faciliteren van de CO2-uitstootreductie in Nederland en Duitsland draagt Gasunie bij aan de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties, beter bekend als de Sustainable Development Goals (SDG's). Met onze inspanningen dragen we vooral bij aan SDG 13 (klimaatactie) en SDG 9 (industrie, innovatie en infrastructuur). Daarnaast dragen we ook bij aan SDG 7 (betaalbare en duurzame energie) en SDG 17 (partnerschap om de doelen te bereiken).
SDG 13: Neem dringend actie om klimaatverandering en haar impact te bestrijden
SDG 9: Bouw veerkrachtige infrastructuur, bevorder inclusieve en duurzame industrialisering en stimuleer innovatie
SDG 7: Verzeker toegang tot betaalbare, betrouwbare, duurzame en moderne energie voor iedereen
SDG 17: Versterk de implementatiemiddelen en revitaliseer het wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling
Taxonomie
De Europese Unie wil in 2050 klimaatneutraal zijn. In 2018 is hiervoor het EU-actieplan voor de financiering van duurzame groei aangenomen. Dit actieplan bevat drie belangrijke doelstellingen:
- Kapitaalstromen heroriënteren naar een duurzamere economie;
- Duurzaamheid tot vast onderdeel van risicomanagement maken;
- Transparantie en langetermijndenken stimuleren.
Een van de stappen om deze doelen te realiseren is het opzetten van een EU-classificatiesysteem voor duurzaamheidsactiviteiten, de EU Taxonomie-verordening. De taxonomie kent zes milieudoelstellingen:
- mitigatie van klimaatverandering;
- adaptatie aan klimaatverandering;
- het duurzaam gebruik en de bescherming van water en mariene hulpbronnen;
- de transitie naar een circulaire economie;
- de preventie en bestrijding van verontreiniging;
- de bescherming en het herstel van de biodiversiteit en ecosystemen.
In lijn met de regelgeving rapporteert Gasunie volgens de EU Taxonomie. We hebben getoetst of de economische activiteiten van Gasunie in aanmerking komen als klimaat- of milieugerelateerde economische activiteit (taxonomy eligible). Ook hebben we getoetst of de in aanmerking komende activiteiten voldoen aan de criteria inzake substantiële bijdrage (substantial contribution) en of ze tegelijkertijd geen ernstige afbreuk doen (do no significant harm) aan één van de andere vijf milieudoelstellingen. Tenslotte hebben we getoetst in hoeverre we als organisatie voldoen aan de zogenaamde Minimum Safeguards (minimum-waarborgen) met betrekking tot mensenrechten, corruptie, belastingen en eerlijke competitie. Wanneer een in aanmerking komende economische activiteit voldoet aan de drie hiervoor genoemde voorwaarden, dan wordt gesproken van een Taxonomie-aligned economische activiteit.
Ook dit jaar concluderen we dat Gasunie activiteiten uitvoert die in aanmerking komen als klimaat- of milieugerelateerde economische activiteit. In voorgaande jaren hebben wij gerapporteerd dat een deel van onze activiteiten een substantiële bijdrage levert aan de mitigatie van klimaatverandering en tegelijkertijd geen ernstige afbreuk doen aan de andere milieudoelstellingen. Echter, op basis van een gedegen analyse en nieuwe inzichten moeten we concluderen dat we nog onvoldoende bewijs hebben om aan te kunnen tonen dat onze activiteiten geen ernstige afbreuk doen aan de andere milieudoelstellingen en dan met name op het gebied van klimaatadaptatie en de Minimum Safeguards. Wij hebben deze fout in de voorgeschreven tabellen van de Taxonomy hersteld en de vergelijkende cijfers aangepast. In 2025 werken we verder aan deze bewijsvoering.
Onze activiteiten volgens de taxonomie
Al onze eligible activiteiten zijn toegewezen aan activiteiten behorende bij de milieudoelstelling mitigatie van klimaatverandering. Er is geen sprake van het dubbel toewijzen aan meerdere klimaatdoelstellingen.
Onze activiteiten volgens de taxonomie
Capex | Opex | Omzet | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
In miljoenen euro's | % van het totaal | In miljoenen euro's | % van het totaal | In miljoenen euro's | % van het totaal | |
Taxonomie eligible activiteiten | ||||||
4.12 Opslag van waterstof | 12 | 2% | 2 | 0% | - | 0% |
4.14 Transmissie- en distributienetwerken voor hernieuwbare en koolstofarme gassen | 172 | 29% | 10 | 1% | 3 | 0% |
4.15 Distributie van stadsverwarming -en koeling | 86 | 14% | 6 | 1% | - | 0% |
5.11 Vervoer van CO₂ | 0 | 0% | 17 | 2% | - | 0% |
Totaal taxonomie eligible activiteiten | 270 | 45% | 36 | 5% | 3 | 0% |
Totaal taxonomie non-eligible activiteiten | 332 | 55% | 706 | 95% | 1.291 | 100% |
Totaal | 603 | 100% | 742 | 100% | 1.294 | 100% |
Onze in aanmerking komende activiteiten bestaan uit onze waterstofprojecten (activiteit 4.12 en 4.14), onze warmteprojecten (activiteit 4.15), onze emissiereductieprojecten (activiteit 4.14), onze projecten met betrekking tot groen gas (activiteit 4.14) en onze CCS-projecten (activiteit 5.11).
Ten opzichte van voorgaande jaren is ons aandeel in aanmerking komende activiteiten voor de capex gestegen van 20% naar 45%. Dit komt doordat we in 2024 relatief meer geïnvesteerd hebben in onze in aanmerking komende activiteiten dan in het jaar ervoor.
Aanvullend op de capex in bovenstaande tabel, is in 2024 € 138 miljoen geïnvesteerd in de joint venture Porthos, waarin in aanmerking komende activiteiten worden gerealiseerd (activiteit 5.11). Wanneer we bij de berekening van ons aandeel in aanmerking komende activiteiten ook de investeringen in joint ventures meenemen, stijgt het aandeel capex van 45% naar 53%.
In de Appendix Duurzaamheidsverslaggeving zijn de wettelijk voorgeschreven tabellen opgenomen en is aansluiting met de geconsolideerde jaarrekening gelegd.
Minimum Safeguards
Als organisatie dienen we te voldoen aan de zogenaamde Minimum Safeguards. Dat betekent dat de activiteiten die we uitvoeren ten minste worden uitgevoerd in overeenstemming met de OESO-richtlijnen voor Multinational Enterprises en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Voor de naleving van deze minimale waarborgen zijn vier kernthema’s geïdentificeerd, dit zijn: mensenrechten, corruptie, belastingen en eerlijke competitie.
De EU taxonomie vereist dat procedures worden ingericht in overeenstemming met bovengenoemde richtlijnen en principes. Er is een zes stappenplan voor het Human Rights Due-Diligence (HRDD) proces om continu de daadwerkelijke en potentiële nadelige gevolgen voor mensenrechten te identificeren en te voorkomen.
Gasunie heeft waarborgen getroffen aan de hand van deze richtlijnen en principes. De OESO-richtlijnen en UN Guiding Principles zijn onder andere doorgevoerd in onze Supplier Code of Conduct. Iedereen in de toeleveringsketen wordt aangemoedigd om Gasunie te informeren over schendingen van de normen die zijn vastgelegd in de Supplier Code of Conduct. Er is geen formeel proces binnen Gasunie ingericht om de effectiviteit hiervan te bewaken, echter zijn er geen signalen bekend dat dit niet het geval zou zijn. In 2024 zijn bij de afdeling inkoop geen cases gerapporteerd waarbij de UNGP’s en OESO-richtlijnen niet zijn nageleefd in onze toeleveringsketen. Ook is er sprake van een Gedragswijzer Samen Werken waarin staat beschreven hoe we met elkaar willen omgaan. Op dit moment werken we aan verdere implementatie van de zes stappen van het HRDD-proces en de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD).