Toelichting op de geconsolideerde jaarrekening
Toelichting op de geconsolideerde jaarrekening
Algemeen
Opmaken en vaststellen van de jaarrekening
De jaarrekening 2023 is opgemaakt door de raad van bestuur op 29 februari 2024. De opgemaakte jaarrekening leggen we op 26 maart 2024 ter vaststelling voor aan de algemene vergadering.
Verslaggevende entiteit
N.V. Nederlandse Gasunie (hierna ook: ‘Gasunie’, ‘de vennootschap’ of ‘we’) is een Europees energie-infrastructuurbedrijf. We hebben onze domicilie in Groningen, Nederland.
Onze voornaamste activiteit is het aanbieden van gereguleerde transportdiensten in Nederland en in Duitsland. We zetten onze infrastructuur en kennis daarnaast sterk in voor verdere ontwikkeling en integratie van alternatieve energiebronnen en -dragers, zoals waterstof, warmte en groen gas alsmede de ontwikkeling van CCS (Carbon Capture and Storage). We nemen verder deel in samenwerkingsverbanden voor pijpleidingen die het Gasunie-transportnet verbinden met buitenlandse markten. Daarnaast biedt Gasunie ook andere diensten aan op het gebied van energie-infrastructuur, waaronder gasopslag, LNG-import en de certificering van groen gas en waterstof.
Gasunie is een Naamloze Vennootschap en is statutair en feitelijk gevestigd te Groningen, Nederland op de Concourslaan 17 en is ingeschreven onder KvK-nummer 02029700. N.V. Nederlandse Gasunie is het ultieme groepshoofd. Alle op balansdatum geplaatste aandelen van N.V. Nederlandse Gasunie worden gehouden door de Staat der Nederlanden.
Verslaggevingsperiode
Deze jaarrekening heeft betrekking op het boekjaar 2023 dat eindigde op de balansdatum van 31 december 2023.
Presentatie- en functionele valuta
De jaarrekening presenteren we in euro’s, wat ook onze functionele valuta is. Alle bedragen zijn, tenzij anders vermeld, opgenomen in miljoenen euro’s.
Grondslagen voor de omrekening van vreemde valuta
Transacties luidend in vreemde valuta waarderen we bij de eerste verwerking in de functionele valuta door omrekening tegen de wisselkoers tussen de functionele valuta en de vreemde valuta die geldt op de datum van de transactie.
In vreemde valuta luidende monetaire activa en verplichtingen rekenen we op balansdatum om naar de functionele valuta tegen de op die datum geldende wisselkoersen. De valutakoersverschillen die ontstaan uit de omrekening van monetaire posten in vreemde valuta verwerken we in de winst-en-verliesrekening in de periode dat zij zich voordoen, behalve als op deze transacties hedge accounting is toegepast.
Niet-monetaire activa en passiva in vreemde valuta die tegen historische kostprijs worden opgenomen, rekenen we naar de functionele valuta om tegen de geldende wisselkoersen op de transactiedatum.
Valutakoersverschillen die optreden bij de omrekening van in aanmerking komende kasstroomhedges, voor zover de afdekking effectief is, verwerken we als niet-gerealiseerde resultaten.
Continuïteit
Deze jaarrekening is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling. We zijn van mening dat er geen onzekerheid bestaat over het hanteren van de continuïteitsveronderstelling.
Onderdelen van de jaarrekening
De geconsolideerde jaarrekening bestaat uit de geconsolideerde balans, de geconsolideerde winst-en-verliesrekening, het geconsolideerd overzicht van het totaalresultaat, het geconsolideerd mutatieoverzicht van het eigen vermogen en het geconsolideerd kasstroomoverzicht. In deze overzichten zijn referenties opgenomen. Met deze referenties verwijzen we naar de toelichting op de jaarrekening. De toelichtingen bij de in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen financiële overzichten maken integraal deel uit van de geconsolideerde jaarrekening. De geconsolideerde jaarrekening en de vennootschappelijke jaarrekening vormen samen onze statutaire jaarrekening.
Basis voor opstelling
Overeenstemmingsverklaring
Op grond van de Verordening (EG) 1606/2002 van het Europees Parlement stelt we onze geconsolideerde jaarrekening op in overeenstemming met de bepalingen van de International Financial Reporting Standards (IFRS), zoals bekrachtigd door de Europese Unie en in overeenstemming met de bepalingen van Titel 9 Boek 2 Burgerlijk Wetboek (BW).
IFRS omvat zowel de International Financial Reporting Standards (IFRS) als de International Accounting Standards (IAS), die door de International Accounting Standards Board zijn uitgebracht, en de interpretaties van IFRS- en IAS-standaarden, uitgebracht door het IFRS Interpretations Committee (IFRIC) respectievelijk het Standing Interpretations Committee (SIC).
Nieuwe en gewijzigde standaarden voor de financiële verslaggeving
Tenzij anders aangegeven zijn met betrekking tot het boekjaar 2023 de onderstaande wijzigingen in standaarden van kracht geworden:
- Amendments to IAS 1 Presentation of Financial Statements and IFRS Practice Statement 2: Disclosure of Accounting policies;
- Amendments to IAS 8 Accounting policies, Changes in Accounting Estimates and Errors: Definition of Accounting Estimates;
- IFRS 17 Insurance Contracts; including Amendments to IFRS 17;
- Amendments to IAS 12 Income Taxes: Deferred Tax related to Assets and Liabilities arising from a Single Transaction;
- Amendments to IFRS 17 Insurance contracts: Initial Application of IFRS 17 and IFRS 9 – Comparative Information;
- Amendments to IAS 12 Income taxes: International Tax Reform – Pillar Two Model Rules.
Met ingang van het boekjaar 2024 zijn de onderstaande wijzigingen in standaarden van kracht:
- Amendments to IAS 1 Presentation of Financial Statements:
- Classification of Liabilities as Current or Non-current and Classification of Liabilities as Current or Non-current - Deferral of Effective Date;
- Non-current Liabilities with Covenants;
- Amendments to IFRS 16 Leases: Lease Liability in a Sale and Leaseback.
Daarnaast worden onderstaande standaarden of wijzigingen daarin naar verwachting in de toekomst van kracht. Van deze standaarden is de EU-goedkeuring nog niet afgerond:
- Amendments to IAS 21 The Effects of Changes in Foreign Exchange Rates: Lack of Exchangeability;
- Amendments to IAS 7 Statement of Cash Flows and IFRS 7 Financial Instruments: Disclosures: Supplier Finance Arrangements.
Pillar two
Gasunie valt onder de reikwijdte van de zogenaamde “Pillar Two” wetgeving, zoals in 2021 geïntroduceerd door de OESO. Pillar Two strekt tot implementatie van een nieuwe belastingwet, ingevoerd om te bewerkstelligen dat multinationale groepen met een omzet van € 750 miljoen of meer ten minste effectief 15% aan belasting over hun winst betalen. Pillar Two is in Nederland door de wetgever bekrachtigd en van toepassing met ingang van 31 december 2023.
Gasunie heeft voor het boekjaar 2023 de verplichte uitzondering toegepast voor het opnemen en/of toelichten van uitgestelde belastingen als gevolg van Pillar Two (ingevolge de aanpassing van IAS 12 in mei 2023). Uit onze analyse blijkt dat de verwachte invloed van Pillar Two op dit moment niet materieel is.
De Pillar Two wetgeving is ook van toepassing in de andere jurisdicties waarin Gasunie actief is. Dit zijn – naast Nederland – Duitsland en Zwitserland. Pillar Two is voor wat betreft het eventueel effectief heffen van de minimale belastingdruk van toepassing voor de boekjaren startend vanaf 1 januari 2024. We hebben een analyse uitgevoerd op de mogelijke impact van Pillar Two op Gasunie. Onze analyse is gebaseerd op de meest recente financiële gegevens van Gasunie en haar relevante groepsmaatschappijen en joint ventures. Uit onze analyse blijkt dat in Nederland en Duitsland de effectieve belastingdruk onder normale omstandigheden (ruimschoots) meer dan 15% bedraagt. Voor het boekjaar 2023 geldt dat de belastingdruk relatief laag is mede als gevolg van een aantal transacties met een eenmalig karakter, zoals toegelicht in noot 2 ‘Bedrijfscombinaties en desinvestering groepsmaatschappijen’. Deze transacties zouden overigens niet hebben geresulteerd in bijheffing onder Pillar Two.
Voor Zwitserland geldt dat de de minimis-uitzondering van toepassing is op grond van de omvang van onze activiteiten aldaar. Voor alle drie jurisdicties geldt dat we op dit moment geen aanleiding hebben om aan te nemen dat hier binnen afzienbare tijd verandering in komt. We verwachten daarom momenteel niet aan bijheffing onderhevig te zijn.
Uit onze analyse blijkt dat zowel de overige vastgestelde standaarden als de nog te bekrachtigen standaarden geen materiële impact hebben op ons vermogen, onze kasstromen en op ons resultaat en dat geen sprake is van significante additionele toelichtingen. Om die reden zijn de gevolgen van deze wijzigingen niet in detail toegelicht in deze jaarrekening.
Oordelen en schattingen door het management
We maken bij het opstellen van de jaarrekening gebruik van schattingen en beoordelingen die de gerapporteerde bedragen voor activa en passiva op balansdatum en het resultaat over het boekjaar kunnen beïnvloeden. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden periodiek beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
Indien het voor het geven van de vereiste inzichten noodzakelijk is, is de aard van de oordelen en de schattingen, inclusief de bij de onzekerheden behorende veronderstellingen, opgenomen in de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten.
De invloed van onze oordelen en schattingen is significant bij de:
- Waardering en de bepaling van de levensduur van de vaste activa (zoals opgenomen in noot 4 ‘Onderzoek naar bijzondere waardeverminderingen’ en noot 5 ’Materiële vaste activa’);
- Waardering van de overige kapitaalbelangen (zoals opgenomen in noot 10 ‘Overige kapitaalbelangen’);
- Waardering van de uitgestelde belastingvorderingen (zoals opgenomen in noot 11 ‘Uitgestelde belastingvorderingen’);
- Waardering van de pensioenverplichtingen (zoals opgenomen in noot 23 ‘Personeelsbeloningen’);
- Waardering en de bepaling van de voorziening voor opruimingskosten en saneringen (zoals opgenomen in noot 24 ‘Overige voorzieningen’);
- Waardering van de afgeleide financiële instrumenten (zoals opgenomen in noot 25 ‘Afgeleide financiële instrumenten’);
- Classificatie van de investeringen in joint operations en joint ventures (zoals opgenomen in noot 7 ’Investeringen in joint operations’ en noot 8 ‘Investeringen in joint ventures’).
In bepaalde gevallen worden de voornoemde oordelen en schattingen ook beïnvloed door de ontwikkelingen op het gebied van de energietransitie, door aangescherpte milieu- en klimaatdoelstellingen en/of geopolitieke ontwikkelingen. We nemen ook deze ontwikkelingen mee in onze oordelen en schattingen.
Bepaling van de reële waarde
Voor een aantal waarderingsgrondslagen en toelichtingen is bepaling van de reële waarde vereist. De reële waarde van een financieel instrument is het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en van elkaar onafhankelijk zijn. We bepalen de reële waarde als volgt:
- De reële waarde van beursgenoteerde financiële instrumenten wordt bepaald aan de hand van de biedprijs;
- De reële waarde van niet-beursgenoteerde financiële instrumenten bepalen we door de verwachte kasstromen contant te maken tegen een disconteringsvoet die gelijk is aan de geldende risicovrije marktrente voor de resterende looptijd, vermeerderd met krediet- en liquiditeitsopslagen;
- De reële waarde van derivaten waarbij geen onderpand wordt uitgewisseld, bepalen we door het contant maken van de kasstromen aan de hand van de relevante swapcurve, vermeerderd met krediet- en liquiditeitsopslagen.
Bij het bepalen van de reële waarde van een actief of een verplichting maken we zoveel mogelijk gebruik van op de markt waarneembare gegevens. De reële waarden classificeren we naar verschillende niveaus op basis van een reëlewaardehiërarchie, afhankelijk van de gehanteerde informatie op basis waarvan we de waarderingstechnieken hebben toegepast. De verschillende waarderingsniveaus zijn als volgt gedefinieerd:
- Niveau 1: Op basis van genoteerde prijzen op actieve markten voor hetzelfde instrument;
- Niveau 2: Op basis van prijzen op actieve markten voor vergelijkbare instrumenten of op basis van andere waarderingstechnieken, waarbij alle benodigde significante gegevens direct of indirect zijn ontleend aan zichtbare marktgegevens;
- Niveau 3: Op basis van waarderingstechnieken, waarbij alle benodigde significante gegevens niet zijn ontleend aan zichtbare marktgegevens.
Als de gehanteerde informatie die we gebruiken voor het bepalen van de reële waarde van een actief of verplichting binnen verschillende niveaus van de reëlewaardehiërarchie vallen, dan classificeren we de bepaalde reële waarde in zijn geheel in het laagste niveau dat van toepassing is.
We verwerken herrubriceringen tussen de niveaus van de reëlewaardehiërarchie aan het eind van de verslagperiode waarin de wijziging zich heeft voorgedaan. We beoordelen voortdurend wijzigingen in belangrijke gehanteerde informatie en stellen de reëlewaardebepaling indien nodig hierop bij.
Materiële grondslagen
Grondslagen voor consolidatie
Algemeen
In de geconsolideerde jaarrekening zijn de financiële gegevens van het groepshoofd N.V. Nederlandse Gasunie en haar groepsmaatschappijen opgenomen. Groepsmaatschappijen zijn vennootschappen waarover overheersende zeggenschap kan worden uitgeoefend.
Van overheersende zeggenschap is sprake als we, direct of indirect:
- macht (power) hebben over de relevante activiteiten van de betreffende vennootschap en zijn blootgesteld aan of gerechtigd zijn tot variabele opbrengsten uit hoofde van de betrokkenheid bij de vennootschap; en
- over de mogelijkheid beschikken onze macht over de vennootschap te gebruiken om de omvang van de opbrengsten van de investeerder te beïnvloeden.
In het algemeen wordt overheersende zeggenschap verondersteld als we meer dan 50% van de stemrechten of stemgerechtigde aandelen bezitten. Dit beoordelen we echter naar de feitelijke omstandigheden per individuele deelneming. Bij gewijzigde omstandigheden beoordelen we opnieuw of sprake is van overheersende zeggenschap.
Groepsmaatschappijen consolideren we integraal vanaf de datum waarop overheersende zeggenschap over de groepsmaatschappij is verkregen. Groepsmaatschappijen nemen we niet meer in de consolidatie op vanaf de datum waarop geen sprake meer is van overheersende zeggenschap. Op dat moment nemen we de activa en de passiva, inclusief het aandeel derden en andere vermogensbestandsdelen met betrekking tot de groepsmaatschappij, niet langer op in de balans. In geval van verlies van overheersende zeggenschap bepalen we van het belang dat we behouden de reële waarde. Deze reële waarde vormt vervolgens de initiële boekwaarde van het belang dat we behouden. Verschillen tussen de boekwaarde en de reële waarde van het belang dat we behouden (bepaald op het moment van verlies van overheersende zeggenschap) verantwoorden we in de winst-en-verliesrekening. Dit geldt ook voor het resultaat op het deel van het belang dat we vervreemden.
De posten in de geconsolideerde jaarrekening stellen we volgens uniforme grondslagen van waardering en resultaatbepaling vast. Intragroepssaldi en -transacties, alsmede eventuele niet-gerealiseerde winsten en verliezen uit intra- groepstransacties, worden geëlimineerd.
Consolidatiekring
In noot 62 ‘Overzicht groepsmaatschappijen en deelnemingen’ hebben we een overzicht opgenomen van alle in de consolidatie begrepen groepsmaatschappijen.
Bedrijfscombinaties, goodwill en bargain purchases
Bedrijfscombinaties, zoals fusies of overnames, verantwoorden we volgens de acquisitiemethode van IFRS 3 ‘Business Combinations’. De verkrijgingsprijs van een acquisitie is het totaal van opgeofferde activa, aangegane of overgenomen verplichtingen en (eventueel) door de overnemende partij uitgegeven eigen vermogen instrumenten. De kosten die verband houden met de bedrijfscombinatie brengen we direct ten laste van de winst-en-verliesrekening. De bij de bedrijfscombinaties verkregen identificeerbare activa, passiva en voorwaardelijke verplichtingen worden door de vennootschap, als verkrijgende partij, verantwoord tegen de reële waarde op de overnamedatum. Voorwaardelijke vergoedingen worden initieel gewaardeerd tegen reële waarde op de verkrijgingsdatum. Een voorwaardelijke vergoeding die kwalificeert als een financieel instrument, waarderen we tegen reële waarde, waarbij we wijzigingen in reële waarde verantwoorden in de winst-en-verliesrekening op het moment dat deze wijzigingen zich voordoen.
Het meerdere van de verkrijgingsprijs van een acquisitie boven ons aandeel in de reële waarde van de netto identificeerbare activa, passiva en voorwaardelijke verplichtingen kwalificeren we, indien van toepassing, als goodwill en nemen we op onder de immateriële vaste activa. Na de eerste opname waarderen we de goodwill tegen kostprijs minus (eventuele) geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingen. Indien bij een acquisitie ons aandeel in de reële waarde van de netto identificeerbare activa, passiva en voorwaardelijke verplichtingen hoger is dan de verkrijgingsprijs, dan is sprake van een zogenoemde bargain purchase. Een bargain purchase verwerken we op de acquisitiedatum onmiddellijk in de winst-en-verliesrekening.
Aandeel derden in vermogen en resultaat
Het aandeel derden in het vermogen en in het resultaat presenteren we separaat. Bij de initiële verwerking van een aandeel derden bestaat de keuze om dit aandeel te waarderen tegen het proportionele deel van de reële waarde van de verkregen activa en overgenomen verplichtingen dan wel de reële waarde van het aandeel derden zelf. Deze keuze mogen we per afzonderlijke transactie maken.
Grondslagen voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling
Algemeen
De grondslagen die worden toegepast voor de waardering van de activa en de passiva en de resultaatbepaling zijn gebaseerd op historische kosten, tenzij anders vermeld in de verdere grondslagen. De gehanteerde grondslagen voor de waardering, de resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande boekjaar. De gehanteerde grondslagen voor de presentatie zijn eveneens ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande boekjaar, met uitzondering van de volgende posten:
Immateriële vaste activa
In het kader van de dagelijkse bedrijfsactiviteiten gebruiken we hard- en software die direct of indirect verband houden met de primaire aansturing van ons gastransportnetwerk en de daarmee direct samenhangende processen, waaronder systeemmonitoring, data- en berichtenverkeer en administratieve afhandeling van het gastransport.
Voorheen presenteerden we deze hard- en software als één geïntegreerd geheel onder de materiële vaste activa (ingevolge IAS 38.4). Met het updaten en het vervangen van een aantal applicaties en/of modules is de directe relatie – of de afwezigheid daarvan – tussen de hard- en software in voorkomende gevallen steeds explicieter te maken. Hierdoor kunnen we, anders dan voorheen, duidelijker onderscheid maken welke software we als afzonderlijk actief – los van het fysieke gastransportnetwerk – kunnen beschouwen. Dergelijke software presenteren we met ingang van 2023 als onderdeel van de immateriële vaste activa. Met deze aanpassing geeft de jaarrekening relevantere informatie over onze financiële positie en onze afschrijvingskosten. Dit heeft ultimo 2023 geleid tot de opname in de balans van immateriële vaste activa ter hoogte van € 90,2 miljoen en afschrijvingskosten ter hoogte van € 8,3 miljoen. Omwille van vergelijkingsdoeleinden hebben we de vergelijkende cijfers over 2022 voor deze aanpassing eveneens aangepast. Voor het boekjaar 2022 geldt dat sprake is van een herclassificatie tussen de materiële en de immateriële vaste activa van € 49,1 miljoen en tussen de afschrijvingskosten materiële vaste activa en de afschrijvingskosten immateriële vaste activa van € 9,5 miljoen. De aanpassing had zowel in 2022 als in 2023 geen gevolgen voor het vermogen, het netto-resultaat en de kasstromen. Ook was geen sprake van andere belangrijke invloed op bijvoorbeeld financiële kernratio’s, segmentinformatie, variabele bezoldiging van bestuurders of het voldoen aan overeenkomsten en convenanten.
Emissierechten
Met ingang van 2023 opteren we voor presentatie van de emissierechten onder de post voorraden volgens de netto-benadering, daar waar we voorheen de emissierechten en -verplichtingen separaat presenteerden. Omwille van vergelijkingsdoeleinden hebben we de vergelijkende cijfers over 2022 voor deze aanpassing eveneens aangepast. Dit heeft ultimo 2023 geleid tot de opname in de balans van voorraden ter hoogte van € 2,0 miljoen (ultimo 2022: € 3,2 miljoen). Als gevolg van de toepassing van de netto-benadering zijn de overige schulden en de overige vorderingen ultimo 2022 aangepast met respectievelijk € 13,2 miljoen en € 16,4 miljoen (netto € 3,2 miljoen). De aanpassing had zowel in 2022 als in 2023 geen gevolgen voor het vermogen, het netto-resultaat en de kasstromen. De grondslagen voor de waardering van de emissierechten zijn opgenomen onder het hoofd ‘Voorraden’ in deze grondslagen.
Overige opbrengsten
In toenemende mate realiseren we opbrengsten die bijvoorbeeld hun oorsprong vinden in subsidiebijdragen ingevolge projecten rondom de energietransitie. We verwachten dat dit de komende jaren verder toeneemt. Daarnaast was in 2023 sprake van een significante opbrengstenstroom die niet direct ontstaat als gevolg van contractuele transacties met klanten. Meer informatie over deze transacties is opgenomen in noot 2 ‘Bedrijfscombinaties en desinvesteringen groepsmaatschappijen’. Om deze redenen presenteren we de overige opbrengsten vanaf 2023 separaat van de netto-omzet uit normale bedrijfsactiviteiten. Omwille van vergelijkingsdoeleinden hebben we de vergelijkende cijfers over 2022 voor deze aanpassing eveneens aangepast. Als gevolg hiervan is de netto-omzet over 2022 € 18,0 miljoen lager en zijn de overige opbrengsten € 18,0 miljoen hoger. De aanpassing had zowel in 2022 als in 2023 geen gevolgen voor het vermogen, het netto-resultaat en de kasstromen.
Vaste activa
Materiële vaste activa
Materiële vaste activa waarderen we tegen de kostprijs, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en de cumulatieve bijzondere waardeverminderingen. De kosten van periodiek groot onderhoud zijn bij de initiële opname verwerkt in de boekwaarde van het actief op basis van de componentenbenadering. Dit geldt – in voorkomende gevallen – eveneens voor de kosten van sanering, opruiming of demobilisatie. Rentelasten activeren we als deze betrekking hebben op de aankoop, constructie of productie van kwalificerende activa, waarvoor geldt dat het actief noodzakelijkerwijze pas na een aanzienlijke tijdsperiode (langer dan één jaar) klaar is voor het beoogde gebruik.
Afschrijvingen bepalen we door de kosten van de materiële vaste activa minus hun geschatte restwaarde lineair af te schrijven over hun geschatte levensduur. Op grond en terreinen en permanente gasvolumes in de leidingen en cavernes schrijven we niet af.
Een belangrijk deel van de activa is bedoeld voor de gereguleerde bedrijfsactiviteiten. Regulering van de toekomstige kasstromen door de toezichthouder bepaalt mede de realiseerbare waarde van de gereguleerde activa. Hierbij zijn belangrijke schattingen en oordelen van het management vereist, onder andere ten aanzien van de levensduur, restwaarde en de toekomstige kasstromen uit hoofde van het gastransport. De restwaarde van het actief, de levensduur en de afschrijvingsmethodes worden jaarlijks beoordeeld en, indien noodzakelijk, aangepast. In noot 5 ‘Materiële vaste activa’ hebben we een nadere toelichting opgenomen inzake de verwachte levensduur van de activa, inclusief onze overwegingen ten aanzien van de energietransitie.
De materiële vaste activa worden onderscheiden naar categorieën. Per categorie is de levensduur en de bijbehorende afschrijvingstermijn bepaald. In noot 5 ‘Materiële vaste activa’ lichten we toe welke categorieën zijn onderkend en wat de afschrijvingstermijn per categorie is.
Bijdragen van derden in de kosten van de aanleg van de energie-infrastructuur brengen we op de investeringen in mindering, voor zover het om overheidsbijdragen (waaronder subsidies) of andere niet-transportcapaciteit gerelateerde bijdragen gaat. Klantbijdragen voor investeringen die wel gerelateerd zijn aan transportcapaciteit, worden als contractverplichting opgenomen in de balans overeenkomstig de bepalingen van IFRS 15 en brengen we overeenkomstig de verwachte levensduur van het actief periodiek ten gunste van de winst-en-verliesrekening. Als sprake is van een significante financieringscomponent in de klantbijdragen, worden de financieringslasten verantwoord onder de financiële lasten. Onder het hoofd ‘Netto-omzet’ in deze grondslagen lichten we de voornoemde verwerking nader toe.
Materiële vaste activa die op balansdatum nog niet in bedrijf zijn, verantwoorden we onder de ‘vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering’. Na de ingebruikname rubriceren we de betreffende activa naar hun aard onder één van de hoofdcategorieën. De hoeveelheid gas die permanent aanwezig is in de pijpleidingen en cavernes en die benodigd is voor het gastransport en de gasopslag en de daaraan gerelateerde diensten, nemen we op onder de ‘andere vaste bedrijfsmiddelen’. In geval van mutaties in deze permanente gasvolumes geldt dat het begrip kostprijs wordt ingevuld door gebruikmaking van de gemiddelde gasprijs van de periode waarin de mutatie plaatsvond.
Een verlies op de desinvestering van een materieel vast actief verwerken we onder de afschrijvingskosten in de winst- en-verliesrekening op het moment van buitengebruikstelling; een winst verantwoorden we onder de overige opbrengsten.
De materiële vaste activa waarvan we op grond van een leaseovereenkomst het gebruiksrecht hebben, nemen we eveneens in de balans op. Zie hiervoor ook de grondslagen onder het het hoofd ‘Leasing’.
Immateriële vaste activa
Immateriële vaste activa nemen we in de balans op wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige voordelen die dat actief in zich bergt, aan ons zullen toekomen en de kosten van dat actief betrouwbaar kunnen worden vastgesteld. De immateriële vaste activa waarderen we tegen verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs, verminderd met cumulatieve afschrijvingen en eventuele bijzondere waardeverminderingen. De geactiveerde bedragen schrijven we af volgens de lineaire methode overeenkomstig de verwachte gebruiksduur van het actief.
De uitgaven na eerste verwerking van een immaterieel vast actief voegen we toe aan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs als het waarschijnlijk is dat de uitgaven zullen leiden tot een toename van de verwachte toekomstige economische voordelen en we de uitgaven en de toerekening aan het actief op betrouwbare wijze kunnen vaststellen. Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor activering worden de uitgaven verantwoord als kosten in de winst-en-verliesrekening.
Vooruitbetalingen op immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Op vooruitbetalingen op immateriële vaste activa schrijven we niet af. De grondslagen voor de vaststelling en verwerking van bijzondere waardeverminderingen zijn opgenomen onder het hoofd ‘Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa’ in deze grondslagen.
De immateriële vaste activa bestaat volledig uit aanschaf en externe ontwikkeling van software. Om die reden hebben we in de enkelvoudige jaarrekening hiervoor geen wettelijke reserve gevormd.
Activa aangehouden voor verkoop
We kwalificeren vaste activa als aangehouden voor verkoop indien we de boekwaarde hiervan realiseren door verkoop in plaats van door toekomstige aanwending. Activa aangehouden voor verkoop zijn gewaardeerd tegen de boekwaarde of – indien lager – de reële waarde minus verkoopkosten. De verkoopkosten betreffen de direct toerekenbare (incrementele) kosten, exclusief financieringskosten en belastingen.
Activa kwalificeert alleen als aangehouden voor verkoop indien de verkoop zeer waarschijnlijk is en het actief direct beschikbaar is voor verkoop in de huidige conditie. Daarnaast mag geen sprake zijn van afrondende voorwaarden die kunnen leiden tot een significante wijziging of vertraging in de voorgenomen verkoop. Tot slot moeten we gecommitteerd zijn om het actief te verkopen en verwachten we de verkoop binnen één jaar na herclassificatie te realiseren.
Op activa aangehouden voor verkoop schrijven we niet langer af. Activa aangehouden voor verkoop presenteren we separaat onder de kortlopende activa.
Investeringen in joint operations
Investeringen in joint operations zijn deelnemingen waarin we gezamenlijke zeggenschap uitoefenen en waarbij de we rechten ten aanzien van de activa hebben en verplichtingen ten aanzien van de schulden van de deelneming.
In de financiële overzichten worden de rechten ten aanzien van de activa en verplichtingen ten aanzien van de schulden van de deelneming en de bijbehorende rechten op de opbrengsten en lasten van de joint operations opgenomen.
Investeringen in joint ventures en geassocieerde deelnemingen
Investeringen in joint ventures zijn deelnemingen waarin we met andere partijen gezamenlijke zeggenschap uitoefenen en rechten hebben op de netto-activa van de deelnemingen. Investeringen in geassocieerde deelnemingen zijn deelnemingen waarin we invloed van betekenis uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid, maar waarover we geen overheersende zeggenschap kunnen uitoefenen.
Deze deelnemingen waarderen we volgens de equity-methode. Overeenkomstig deze methode worden de deelnemingen opgenomen tegen de verkrijgingsprijs (inclusief goodwill) vermeerderd met het aandeel in het resultaat en het aandeel in de overige gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten vanaf het moment van verwerving en verminderd met het aandeel in de dividenduitkeringen. In de winst-en-verliesrekening en in het geconsolideerde overzicht van het totaalresultaat nemen we ons aandeel van de vennootschap in het (totaal)resultaat van de joint ventures op.
In geval van verlies van gezamenlijke zeggenschap bij een joint venture of verlies invloed van betekenis bij een geassocieerde deelneming, bepalen we van het belang dat we behouden de reële waarde. Deze reële waarde vormt vervolgens de initiële boekwaarde van het belang dat we behouden. Verschillen tussen de boekwaarde en de reële waarde van de joint venture of de geassocieerde deelneming (bepaald op het moment van verlies van gezamenlijke zeggenschap bij een joint venture of verlies invloed van betekenis bij een geassocieerde deelneming) verantwoorden we in de winst-en-verliesrekening. Dit geldt ook voor het resultaat op het deel van het belang dat we vervreemden.
Indien ons belang in een joint venture of een geassocieerde deelneming verandert, maar gezamenlijke zeggenschap respectievelijk invloed van betekenis blijft bestaan, vind geen herwaardering van het bestaande belang plaats.
Eliminatie van transacties met deelnemingen
Niet-gerealiseerde winsten uit hoofde van transacties met deelnemingen verwerkt volgens de equity-methode, elimineren we naar rato van het belang dat we in de deelneming hebben.
Overige kapitaalbelangen
Overige kapitaalbelangen waarderen we op basis van IFRS 9 na de eerste verwerking tegen reële waarde, waarbij we niet-gerealiseerde winsten of verliezen verwerken in het totaalresultaat. Er vindt geen recycling via de winst-en-verliesrekening plaats.
Bij het bepalen van de reële waarde van de overige kapitaalbelangen maken we aannames en schattingen, onder andere ten aanzien van de verwachte toekomstige dividenden, kasstromen en disconteringsvoeten. In noot 10 ‘Overige kapitaalbelangen’ en noot 28 ‘Financiële instrumenten’ lichten we de voornaamste aannames en veronderstellingen nader toe.
In het geval dat de reële waarde niet betrouwbaar kan worden vastgesteld op basis van deze aannames, hanteren we de kostprijs of nettovermogenswaarde als benadering van de reële waarde en vermelden we dit gegeven in de toelichting op de jaarrekening.
Het resultaat deelneming van de overige kapitaalbelangen verwerken we in de winst-en-verliesrekening op het moment dat formeel besloten is tot het uitkeren van dividend door deze deelnemingen dan wel het moment van betaalbaarstelling.
Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa
Aan het eind van iedere verslaggevingsperiode onderzoeken we of sprake is van een bijzondere waardevermindering van de vaste activa, waaronder de (im)materiële en de financiële vaste activa. We bepalen daartoe de realiseerbare waarde van de activa. De realiseerbare waarde is de hoogste van de directe opbrengstwaarde (bijvoorbeeld op basis van een verkoopovereenkomst minus de te maken kosten voor de verkoop) en de indirecte opbrengstwaarde (bijvoorbeeld op basis van een bedrijfswaardeberekening). Als de realiseerbare waarde lager is dan de boekwaarde, dan wordt het verschil ten laste van de winst-en-verliesrekening gebracht. De aard van de materiële vaste activa leidt ertoe dat de realiseerbare waarde veelal niet per actief kan worden bepaald. In deze gevallen bepalen we de realiseerbare waarde van de kasstroomgenererende eenheid waartoe het actief behoort.
We onderzoeken periodiek ook of een bijzondere waardevermindering die in voorgaande perioden is verantwoord, niet meer bestaat of is afgenomen. Als we vaststellen dat een in het verleden verantwoord bijzondere waardevermindering niet meer bestaat of is afgenomen, dan wordt de toegenomen boekwaarde van de desbetreffende activa of kasstroom genererende eenheid niet hoger gesteld dan de boekwaarde die bepaald zou zijn als geen bijzondere waardevermindering voor het actief of de kasstroom genererende eenheid zou zijn verantwoord. Een eventuele terugname van een in het verleden verantwoord bijzondere waardevermindering verantwoorden we de winst-en-verliesrekening.
Vlottende activa
Voorraden
Voorraden nemen we op tegen kostprijs uitgaande van de gemiddelde inkoopprijzen of lagere realiseerbare waarde. De kostprijs bestaat uit de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, vermeerderd met eventuele overige kosten om de voorraden op hun huidige plaats en in hun huidige staat te brengen. De realiseerbare waarde is gebaseerd op de meest betrouwbare schatting van het bedrag dat de voorraden zullen opbrengen, onder aftrek van nog te maken kosten.
Onder de voorraden zijn tevens begrepen het surplus aan emissierechten welke ultimo boekjaar niet benodigd zijn om aan de emissieverplichting over het boekjaar ingevolge het EU-ETS te voldoen. Een verplichting ingevolge het EU-ETS nemen we slechts op indien de daadwerkelijke uitstoot ultimo boekjaar hoger is dan de hoeveelheid beschikbare certificaten (‘netto-benadering’). Een dergelijke verplichting waarderen we tegen de reële waarde van de nog te verkrijgen emissierechten. Waardering van deze voorraad geschiedt tegen kostprijs. Emissierechten houden we aan voor eigen gebruik en niet voor handelsdoeleinden.
Handels- en overige vorderingen
Handels- en overige vorderingen waarderen we bij de eerste verwerking tegen de reële waarde. Vorderingen op handelsdebiteuren en overige vorderingen waarderen we na eerste opname tegen geamortiseerde kostprijs, omdat ons businessmodel toeziet op het incasseren van de contractuele kasstromen uit hoofde van voornoemde vorderingen en de kasstromen uitsluitend toezien op de betaling van de verschuldigde hoofdsom plus eventuele interest.
We passen vanwege de korte looptijd van de handels- en overige vorderingen de vereenvoudigde methode van IFRS 9 toe voor het waarderen van de handels- en overige vorderingen op basis van de lifetime expected credit losses). Hierbij vormen we een voorziening ter dekking van de verwachte kredietverliezen, gebaseerd op de nog te ontvangen bedragen en de waarschijnlijkheid van niet-betaling. Ook houden we rekening met eventuele verkregen zekerheden, die het kredietverlies mogelijk kunnen beperken.
Onder de post handelsvorderingen zijn ook de per balansdatum nog niet gefactureerde bedragen begrepen van in het boekjaar verleende diensten.
Kas en kasequivalenten
Kas en kasequivalenten omvatten de beschikbare geldmiddelen in de vorm van uitstaande bedragen bij banken en bij andere derden, zoals bankrekeningen of tegoeden in de vorm van deposito’s of callgelden. Een deposito komt alleen in aanmerking als kasequivalent als we het deposito binnen negentig dagen kunnen omzetten in een gekend bedrag aan geldmiddelen en het deposito niet onderhevig is aan een significant risico op waardeverminderingen.
De kas en kasequivalenten houden we aan met als doel aan de kortlopende verplichtingen te kunnen voldoen en worden in beginsel niet aangehouden voor het doen van investeringen of voor andere doeleinden.
Afgeleide financiële instrumenten
Afgeleide financiële instrumenten – met toepassing van hedge accounting
In bepaalde gevallen maken we, of onze niet-geconsolideerde deelnemingen, gebruik van afgeleide financiële instrumenten ten einde financiële risico’s ingevolge toekomstige transacties (kasstromen) te beheersen. Deze instrumenten verantwoorden we bij de eerste opname tegen de reële waarde per de datum waarop het contract is aangegaan (in beginsel is de waarde bij inceptie nihil). Vervolgens bepalen we de reële waarde aan het eind van iedere verslaggevingsperiode opnieuw. De winst of het verlies op het effectieve deel van het afdekkinginstrument verwerken we in de cash flow hedge reserve in het eigen vermogen, onder aftrek van uitgestelde belastingen. Een eventueel ineffectief gedeelte van de afdekking verwerken we onmiddellijk in de winst-en-verliesrekening.
Wanneer een afdekkinginstrument wordt afgewikkeld, blijft de winst of het verlies op het effectieve deel in het eigen vermogen opgenomen, voor zover naar verwachting de onderliggende kasstroom nog zal plaatsvinden. Als we de onderliggende kasstroom niet langer verwachten, brengen we de winst of het verlies op het effectieve deel, dat is uitgesteld in het eigen vermogen, onmiddellijk ten gunste of ten laste van de winst-en-verliesrekening.
De afgeleide financiële instrumenten die aangewezen en effectief zijn in het kader van hedge accounting, verwerken we overeenkomstig de afgedekte positie. Afhankelijk van de aard en de looptijd rubriceren we de afgedekte positie als langlopend of kortlopend.
Afgeleide financiële instrumenten – zonder toepassing van hedge accounting
Voor overige afgeleide financiële instrumenten waarvoor geen cash flow hedge accounting wordt toegepast, verwerken we veranderingen in de reële waarde vanaf eerste opname direct in de winst-en-verliesrekening.
Grond- en hulpstofcontracten (‘commodities’)
Contracten gesloten voor de inkoop van hulpstoffen, zoals energie ten behoeve van eigen gebruik in de normale bedrijfsactiviteiten, nemen we in overeenstemming met IFRS 9.2.4 niet in de balans op.
Langlopende schulden
Langlopende schulden zijn verplichtingen met een resterende nominale looptijd van meer dan één jaar. De aflossingsverplichtingen die binnen één jaar vervallen, nemen we op onder kortlopende schulden.
Rentedragende leningen worden bij de eerste opname gewaardeerd tegen reële waarde, verminderd met de transactiekosten. Na de eerste opname waarderen we de rentedragende leningen tegen de geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieve-rentemethode, waarbij we de transactiekosten en het disagio ten laste van de winst-en-verliesrekening brengen in de periode waarop zij betrekking hebben. De nog niet in de winst-en-verliesrekening verwerkte bedragen van het disagio en de transactiekosten verwerken we als verlaging van de langlopende schulden waarop ze betrekking hebben.
Voor bepaalde leningen is de te betalen couponrente mede gebaseerd op te bereiken toekomstige duurzaamheidsdoelstellingen. Als deze duurzaamheidsdoelstellingen niet worden behaald, leidt dit tot een verhoging van de couponrente. Aan het eind van iedere verslagperiode evalueren we de verwachte realisatie van de duurzaamheidsdoelstellingen.
Als we verwachten dat we de duurzaamheidsdoelstellingen niet behalen, dan wordt de effectieve rente vanaf dat moment hierop aangepast en komen de additionele rentekosten op basis van de effectieve-rentemethode ten laste van de winst-en-verliesrekening
De leningen worden verwijderd uit de balans op het moment dat de contractuele verplichting is vervallen of verlopen.
Personeelsbeloningen
De personeelsbeloningen worden als last in de winst-en-verliesrekening verantwoord in de periode waarin de arbeidsprestatie wordt verricht en, voor zover nog niet uitbetaald, als verplichting op de balans opgenomen. Onder de personeelskosten verstaan we alle kosten die verband houden met personeelsbeloningen tijdens en na afloop van het dienstverband. Onze verplichtingen met betrekking tot personeelsbeloningen omvatten naast de in rechte afdwingbare verplichtingen, ook eventuele verplichtingen waarbij sprake is van een situatie waarin we geen ander reëel alternatief hebben dan het nakomen van die verplichting (‘feitelijke verplichtingen’).
De verplichtingen met betrekking tot de personeelsbeloningen hebben betrekking op pensioenverplichtingen, jubileumuitkeringen en de kosten van bepaalde secundaire arbeidsvoorwaarden na pensionering voor post-actieve en gepensioneerde werknemers.
Personele voorzieningen
De personele voorzieningen bestaan uit de voorziening voor pensioenverplichtingen en overige personele voorzieningen.
Pensioenregelingen
We zijn pensioenregelingen aangegaan die onze werknemers aanspraak geven op onder andere ouderdoms- en nabestaandenpensioen.
Voor de medewerkers van Gasunie in Nederland geldt een collectief beschikbare premieregeling (toegezegde-bijdrageregeling) die een looptijd heeft uiterlijk tot en met 31 december 2026, of het eerdere moment waarop overgang naar het nieuwe pensioenstelsel feitelijk gerealiseerd is. De regeling houdt in dat we ons verplicht hebben tot het betalen van een vaste, vooraf vastgestelde, premie. Deze premie is gebaseerd op een voorwaardelijk middelloonsysteem, in lijn met de vigerende fiscale- en pensioenwetgeving. Het actuariële risico ligt op grond van de overeengekomen premiemethodiek niet bij de werkgever maar bij de deelnemers en bij het pensioenfonds. De pensioenopbouw in het voorwaardelijk middelloonsysteem is gemaximeerd op 1,875% per jaar over de gemiddelde pensioengrondslag tot ten hoogste het wettelijk maximaal pensioengevend salaris. De pensioenopbouw van de deelnemers is niet gegarandeerd. De verschuldigde premie uit hoofde van de pensioentoezeggingen aan de werknemers wordt betaald aan de Stichting Pensioenfonds Gasunie. De stichting voert de pensioenregeling uit. De werkgever heeft geen bijstortingsverplichting in geval van een tekortsituatie.
Voor de werknemers van Gasunie Deutschland die vanaf 2012 in dienst zijn getreden, is sprake van een regeling die is verzekerd. Ook deze regeling kwalificeert als een toegezegde bijdrageregeling. De werkgeversbijdrage wordt per jaar bepaald en bedraagt voor 2023 3% van het pensioengevend salaris tot aan de vastgestelde drempelwaarde en 15% van het pensioengevend salaris boven de vastgestelde drempelwaarde.
Uitgangspunt bij de verwerking van de voornoemde regelingen is dat de in de verslagperiode te verwerken pensioenlast gelijk is aan de over die periode aan de pensioenuitvoerder verschuldigde pensioenpremies. Voor zover de verschuldigde premies op balansdatum nog niet zijn voldaan, nemen we hiervoor een verplichting op. Als de op balansdatum reeds betaalde premies de verschuldigde premies overtreffen, nemen we een overlopende actiefpost op voor zover sprake zal zijn van terugbetaling door het fonds of van verrekening met in de toekomst verschuldigde premies.
De contante waarde van de voorziening voor de pensioenverplichting voor de werknemers van Gasunie Deutschland die vóór 2012 in dienst zijn getreden, wordt berekend in overeenstemming met de projected unit credit method. In de berekening zijn belangrijke aannames gedaan over de marktrente op bedrijfsobligaties van hoge kwaliteit ter bepaling van de disconteringsvoet, de verwachte toekomstige salarisverhogingen, de verwachte toekomstige pensioenverhogingen en de gemiddelde levensverwachting. Voor aanvullende informatie over deze variabelen verwijzen we naar noot 23 ‘Personeelsbeloningen’ van de nadere toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
Actuariële winsten en verliezen en ervaringsaanpassingen verantwoorden we in het overzicht van het totaalresultaat en verwerken we vervolgens in het eigen vermogen in de periode waarin zij zich voordoen, onder aftrek van uitgestelde belastingen. Jaarlijks worden de relevante actuariële berekeningen opgesteld en beoordeeld door externe actuarissen.
De overige personele voorzieningen worden hierna toegelicht.
Voorziening voor jubileumuitkeringen
De voorziening heeft betrekking op de jubileumuitkeringen die we uitkeren aan onze werknemers bij dienstjubilea. Er is rekening gehouden met de kans dat de uitkering plaatsvindt en met een disconteringsvoet vóór belastingen, die rekening houdt met de huidige marktbeoordelingen voor de tijdswaarde van geld en de risico’s die inherent zijn aan de verplichting.
Voorziening voor kosten van de secundaire arbeidsvoorwaarden na pensionering voor post-actieve en gepensioneerde werknemers
De voorziening heeft betrekking op bepaalde vergoedingen die we verstrekken aan onze werknemers na hun pensionering. De voorziening vertegenwoordigt de contante waarde van de al ingegane verplichtingen met betrekking tot post-actieve en gepensioneerde werknemers. Er is rekening gehouden met de levensverwachting en met een disconteringsvoet vóór belastingen, die rekening houdt met de huidige marktbeoordelingen voor de tijdswaarde van geld en de risico’s die inherent zijn aan de verplichting.
Aan het eind van iedere verslaggevingsperiode toetsen we de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de personele voorzieningen. We stellen ze onder meer bij aan de hand van overlevingstafels en rente- en kostenontwikkelingen.
Overige voorzieningen
We nemen een voorziening in de balans op wanneer sprake is van:
- een in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting, die het gevolg is van een gebeurtenis in het verleden;
- waarvan een betrouwbare schatting kan worden gemaakt; en
- het waarschijnlijk is dat voor afwikkeling van die verplichting een uitstroom van middelen nodig is.
Het bedrag opgenomen als voorziening is de best mogelijke schatting op de balansdatum van de uitgaven die vereist zijn om aan de bestaande verplichting te voldoen, rekening houdend met de waarschijnlijkheid van de gebeurtenis.
De overige voorzieningen betreffen de voorziening voor bepaalde opruimingskosten en saneringen en de voorziening voor demobilisatie en overige opruim- en nieuwbouwverplichtingen.
Voorziening voor opruimingskosten en saneringen
We achten het niet aannemelijk dat het integraal opruimen van alle transportleidingen en toebehoren aan de orde komt. Een algemene voorziening voor opruimingskosten en saneringen wordt daarom niet gevormd. De in de balans opgenomen voorziening voor opruimingskosten en saneringen is gevormd naar aanleiding van besluiten van de vennootschap om binnen afzienbare tijd specifiek aanwijsbare activa buitengebruik te stellen, te verwijderen of te saneren en waarvoor wetgeving dat in voorkomende gevallen vereist. De omvang van de voorziening wordt mede bepaald aan de hand van ervaringscijfers van eerdere opruimingen en saneringen.
De voorziening is gewaardeerd op de contante waarde van de uitgaven die naar verwachting vereist zijn om de verplichting af te wikkelen. De disconteringsvoet wordt bepaald vóór belastingen en houdt rekening met de huidige marktbeoordelingen voor de tijdswaarde van geld en de risico’s die inherent zijn aan de verplichting.
Voorziening voor demobilisatie en overige opruim- en nieuwbouwverplichtingen
Deze voorziening is gevormd op basis van contractuele verplichtingen die zich gedurende en aan het einde van de looptijd van diverse lease en overige contracten voordoen. De omvang van de voorziening is bepaald op basis van de contractueel vastgelegde maximale bedragen of, waar dat niet voorhanden was, gedetailleerde calculaties op grond waarvan de verwachte kosten zijn geschat.
De voorziening is gewaardeerd op de contante waarde van de uitgaven die naar verwachting vereist zijn om de verplichting af te wikkelen. De disconteringsvoet wordt bepaald vóór belastingen en houdt rekening met de huidige marktbeoordelingen voor de tijdswaarde van geld en de risico’s die inherent zijn aan de verplichting.
Leasing
De initiële verwerking en waardering van leases is als volgt:
- We onderscheiden leaseverplichtingen in lease en non-lease componenten. De non-lease componenten vallen niet onder de reikwijdte van IFRS 16. De kosten ingevolge deze non-lease componenten verantwoorden we in de winst-en-verliesrekening in de periode waarop ze betrekking hebben;
- De verwachte looptijd van de leaseverplichting bepalen we op basis van de contractuele looptijd van de overeenkomst, waarbij we rekening houden met de optionele verlengings- en beëindigingsmogelijkheden, in het geval we redelijkerwijs verwachten hiervan gebruik te maken;
- Indien van toepassing houden we bij de waardering van de leaseverplichtingen rekening met restwaardegaranties, significante variabele leasebetalingen en boeteclausules;
- De leaseverplichtingen worden in beginsel contant gemaakt tegen de impliciete rentevoet. Waar de impliciete rentevoet niet direct uit de leaseovereenkomst afleidbaar is, maken we gebruik van onze incrementele rentevoet. Voor portfolio’s van leases met vergelijkbare kenmerken maken we gebruik van een rentevoet die voor het portfolio als geheel representatief is;
- Het gebruiksrecht actief dat met de lease is verbonden, nemen we initieel tegen contante waarde van de leaseverplichting in de balans op, eventueel vermeerderd met direct toerekenbare bijkomende kosten (waaronder kosten voor herstel, sanering en/of demobilisatie;
- De leaseovereenkomsten met een looptijd van korter dan één jaar of met een contractwaarde van minder dan € 5.000 zijn overeenkomstig de uitzonderingsbepalingen van IFRS 16 niet in de balans opgenomen.
De bij de leaseverplichting behorende activa zijn verantwoord onder de materiële vaste activa in de hoofdcategorie gebruiksrecht activa.
De vervolgwaardering van de leases is als volgt:
- Gebruiksrecht activa waarderen we tegen de kostprijs, verminderd met de lineaire afschrijving berekend over de verwachte looptijd van de leaseovereenkomst en met eventuele bijzondere waardeverminderingsverliezen. Bepaling van de kostprijs is hiervoor toegelicht onder de initiële verwerking en waardering van leases;
- De leaseverplichtingen waarderen we na eerste opname tegen de geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieve-rentemethode;
- Indien de uitgangspunten in de leaseovereenkomst wijzigen (bijvoorbeeld door modificaties), bepalen we de boekwaarde van de leaseverplichting en het gebruiksrecht actief opnieuw en verwerken we dit in de balans.
Kortlopende schulden en overige financiële verplichtingen
Kortlopende schulden en overige financiële verplichtingen waarderen we na eerste opname tegen de geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieve-rentemethode. De effectieve rente verwerken we direct in de winst-en-verliesrekening.
De bepaling van het resultaat
Het resultaat bepalen we als het verschil tussen de opbrengsten uit geleverde prestatieverplichtingen en de kosten en andere lasten over het jaar. De opbrengsten op transacties verantwoorden we in het jaar waarin de bijbehorende prestatieverplichtingen zijn geleverd.
Netto-omzet
Onder netto-omzet verstaan we de opbrengsten van aan derden geleverde diensten inzake gastransport en gasopslag en daaraan gerelateerde diensten, onder aftrek van kortingen (bij niet-gereguleerde en/of van regulering vrijgestelde diensten) en over deze omzet geheven belastingen, zoals omzetbelasting. Hierbij maken we inschattingen over de relevante rentevoet in het geval van contractverplichtingen met een significante financieringscomponent.
Als we het resultaat van een transactie aangaande het verlenen van een dienst betrouwbaar kunnen schatten, wordt de opbrengst met betrekking tot die dienst verwerkt naar rato van de verrichte prestaties in het boekjaar. We leveren diensten op het gebied van gastransport, -opslag en aanverwante diensten. Deze diensten worden aangeboden als capaciteitsdiensten. Hierbij verwerven klanten het recht om voor een vooraf overeengekomen periode (uur, dag, maand, etc.) gebruik te maken van vooraf gecontracteerde capaciteiten. We beschouwen de dienst als geleverd en verantwoorden dienovereenkomstig de omzet over het verloop van de tijd.
De realisatie van de netto-omzet kan betrouwbaar worden vastgesteld. We ontvangen geen vergoeding van afnemers anders dan de bedragen volgens de contractueel overeengekomen vergoedingsmethodieken.
De tarieven voor de gereguleerde activiteiten worden vastgesteld door onafhankelijke toezichthouders in Nederland en Duitsland. Op de gereguleerde omzetten worden geen kortingen toegepast. Wel kan sprake zijn van klantbijdragen in de aanleg of verbetering van transportinfrastructuur of kortingen/vooruitbetalingen in het niet-gereguleerde en/of van regulering vrijgestelde domein. Deze worden onder IFRS 15 als contractverplichting beschouwd en in de balans opgenomen en over de verwachte levensduur van het actief periodiek ten gunste of ten laste van de winst-en-verliesrekening gebracht. Indien een contractverplichting of -vordering een significante financieringscomponent bevat, wordt de hoogte van de financieringscomponent bepaald op basis van een schatting van de relevante rentevoet. De financieringscomponent verantwoorden we in de financiële baten en lasten in de periode waarop deze betrekking heeft.
Aan investeringen toegerekende kosten
Hieronder worden begrepen de eigen bedrijfskosten ten dienste van de vervaardiging van materiële vaste activa. Het betreft voornamelijk de kosten van eigen en inleenpersoneel en een deel van de organisatiekosten van de ondersteunende afdelingen.
Overheidssubsidies
Exploitatiesubsidies brengen we als overige opbrengsten ten gunste van de winst-en-verliesrekening van het jaar ten laste waarvan de gesubsidieerde bestedingen komen. Eventuele vooruitontvangen bedragen nemen we onder de verplichtingen op. Nog te ontvangen bedragen nemen we op onder de vorderingen.
Vooruitontvangen investeringssubsidies worden initieel gepresenteerd onder de overlopende passiva. Deze investeringssubsidies brengen we vervolgens, zodra de investeringsuitgaven aanvangen en voldoen aan de voorwaarden voor activering, in mindering op de materiële vaste activa waarvoor de subsidie is beschikt.
Overige kosten
We rekenen de overige kosten toe aan de verslagperiode waarop zij betrekking hebben.
Financiële baten en lasten
Hieronder worden begrepen de baten en de lasten die verband houden met de financiering en soortgelijke baten en lasten. Rentebaten en soortgelijke baten verantwoorden we in de periode waartoe zij behoren, rekening houdend met de effectieve rentevoet van de desbetreffende actiefpost, indien hun bedrag bepaalbaar is en hun ontvangst waarschijnlijk. Rentelasten en soortgelijke lasten verantwoorden we in de periode waartoe zij behoren. Financiële lasten omvatten ook de amortisatie van disagio en transactiekosten.
De verwerking van de geactiveerde rentelasten is beschreven onder het hoofd ‘Materiële vaste activa’ in deze grondslagen.
Belastingen over het resultaat
Belastingen over het resultaat omvatten de over de verslagperiode verschuldigde winstbelastingen en de uitgestelde belastingen en eventuele nagekomen belastinglasten en/of -baten uit voorgaande periodes. Deze belastingen worden in de winst-en-verliesrekening opgenomen, behalve voor zover deze betrekking hebben op posten die rechtstreeks in het eigen vermogen worden opgenomen, in welk geval het belastingeffect ook rechtstreeks in het eigen vermogen wordt verwerkt.
De over het boekjaar verschuldigde belasting is de naar verwachting te betalen belasting over de belastbare winst over het boekjaar, berekend aan de hand van belastingtarieven die zijn vastgesteld op verslagdatum, dan wel waartoe al materieel is besloten op verslagdatum, en eventuele correcties op de over voorgaande jaren verschuldigde belasting. De verschuldigde belasting berekenen we rekening houdend met fiscaal vrijgestelde posten en geheel of gedeeltelijk niet-aftrekbare kosten.
Als de boekwaarde van de activa en de verplichtingen voor de financiële verslaggeving afwijkt van de fiscale boekwaarde, is sprake van tijdelijke verschillen. Voor alle daarvoor kwalificerende belastbare tijdelijke verschillen nemen we een uitgestelde belastingverplichting op. Voor alle daarvoor kwalificerende verrekenbare tijdelijke verschillen nemen we een uitgestelde belastingvordering op, voor zover het waarschijnlijk is dat er voldoende fiscale winst beschikbaar zal zijn voor toekomstige verrekening. Hiertoe hebben we aannames gedaan over de toekomstige fiscale winsten en het moment van realisatie van de tijdelijke verschillen. In noot 11 ’Uitgestelde belastingvorderingen’ hebben we hierover nadere informatie opgenomen.
De uitgestelde belastingverplichtingen en -vorderingen waarderen we tegen de nominale waarde. Bij de waardering worden de belastingtarieven gehanteerd die naar verwachting van toepassing zullen zijn op de periode waarin realisatie zal plaatsvinden op basis van de belastingtarieven en de belastingwetgeving waarvan het wetgevingsproces materieel is afgerond op balansdatum. De uit eventuele tariefswijziging van de vennootschapsbelasting voortvloeiende mutaties verwerken we in de winst-en-verliesrekening, met uitzondering van de mutaties die oorspronkelijk rechtstreeks zijn verwerkt in het eigen vermogen. Deze mutaties verwerken we rechtstreeks in het eigen vermogen.
(Uitgestelde) belastingvorderingen en -verplichtingen worden gesaldeerd indien:
- een wettelijk afdwingbaar recht bestaat om de belastingvorderingen en -verplichtingen te salderen en de vorderingen en verplichtingen samenhangen met door dezelfde belastingautoriteit opgelegde winstbelasting aan dezelfde belasting verschuldigde entiteit; en/of;
- op verschillende belasting verschuldigde entiteiten die voornemens zijn de belastingvorderingen en - verplichtingen te salderen of waarvan de belastingvorderingen en -verplichtingen gelijktijdig worden gerealiseerd.
Tussen N.V. Nederlandse Gasunie en onze Nederlandse 100%-groepsmaatschappijen bestaat een fiscale eenheid voor de Nederlandse vennootschapsbelasting. Tussen Gasunie Deutschland GmbH & Co. KG (Gasunie Deutschland) en haar Duitse 100%-groepsmaatschappijen bestaat een fiscale eenheid voor de Duitse vennootschapsbelastingen.
Financiële informatie per segment
Informatie over de bedrijfsactiviteiten waarover afzonderlijke financiële informatie beschikbaar is en waarvan we de bedrijfsresultaten regelmatig beoordelen, lichten we per segment toe. We hebben de onderstaande operationele segmenten gedefinieerd:
- Gasunie Transport Services
- Gasunie Deutschland
- Participations
Voor een nadere toelichting op de financiële informatie per segment verwijzen we naar noot 3 ‘Financiële informatie per segment’ van de nadere toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
Kasstroomoverzicht
De kasstroom uit operationele activiteiten bepalen we op basis van de indirecte methode, uitgaande van de netto-omzet en de totale lasten in de geconsolideerde winst-en-verliesrekening. De kas en kasequivalenten in het kasstroomoverzicht bestaan uit de kas en kasequivalenten en soortgelijke tegoeden die zonder beperkingen en zonder significant risico van waardeverminderingen als gevolg van de transactie kunnen worden omgezet in kas en kasequivalenten.
We presenteren ontvangen en betaalde rente, ontvangen dividenden van joint ventures, geassocieerde deelnemingen en overige kapitaalbelangen en betaalde vennootschapsbelasting als onderdeel van de kasstroom uit operationele activiteiten.
De verkrijgingsprijs van acquisities hebben we opgenomen onder de kasstroom uit investeringsactiviteiten, voor zover betaling in geld heeft plaatsgevonden. De in de geacquireerde deelneming of activiteiten aanwezige kas en kasequivalenten zijn op de aankoopprijs in mindering gebracht.
Kasstromen uit afgeleide financiële instrumenten die worden verantwoord als cash flow hedge, delen we in dezelfde categorie in als de kasstromen uit de afgedekte posities.
Gebeurtenissen na balansdatum
Gebeurtenissen die nadere informatie geven over de feitelijke situatie per balansdatum en die blijken tot aan de datum van het opmaken van de jaarrekening verwerken we in de jaarrekening.
Gebeurtenissen die geen nadere informatie geven over de feitelijke situatie per balansdatum verwerken we niet in de jaarrekening. Als dergelijke gebeurtenissen van belang zijn voor de oordeelsvorming van de gebruikers van de jaarrekening, lichten we de aard en de geschatte financiële gevolgen ervan toe in de jaarrekening.